Maximale lengte 35 cm, meestal tot 25 cm. Rug en flanken lichtrood, buik roze, zwarte vlek op de kieuwdeksels, binnenkant van de bek roze, drie tot vier donkere dwarsbanden op de rug. De onderste stekels van de rand van de voorkieuwdeksel zijn naar de staart gericht (een verschil met de ‘gewone’ roodbaars waar deze naar […]
BAARS, NIJL- (Lates niloticus). (Victoriabaars).
Maximale lengte 2 m. Rug bruingroen, flanken zilverachtig, buik wit. Kan een gewicht van 80 kg bereiken, in kleine watersystemen rond 40 kg. Het is een roofvis van het zoete water. Is in tropisch Afrika ver buiten zijn oorspronkelijk verspreidingsgebied uitgezet. Het directe gevolg is geweest een verhoging van de beschikbare hoeveelheid eiwit (tevens een […]
BAARS, ROOD- (Sebastes marinus).
Maximale lengte 1 m, meestal 35-55 cm. Rug en flanken lichtrood, buik roze, kieuwdeksels grijs. De onderste drie stekels van de rand van de voorkieuwdeksels zijn naar de buik gericht (een verschil met de kleine roodbaars waar deze stekels naar de staart wijzen). Jonge vis leeft in fjorden, baaien en algemeen in de kustzone, maar […]
BAARS, SCHRIFTTANDBAARS (Serranus scriba).
Maximale lengte 36 cm, meestal 20-25 cm. Grijs tot paarsroodachtig; 5-7 donkerbruine verticale banden over de flanken. Op de kop veel dunne golvende blauwe lijnen en rode stippen. Verticale vinnen met rode stippen. Komt voor in kustzone, tot de randen van het continentale plat en tot op een diepte van 150 m. De paaitijd is […]
BAARS, SNOEK- (Stizostedion lucioperca).
Maximale lengte 1,3 m. Rug en flanken groenbruin of grijs, naar onderen lichter, buik wit. Acht tot tien onregelmatige verticale banden op de flanken. Rug en staartvin met zwarte vlekken. Slank lichaam met lange spitse snuit. Rugvinnen gescheiden. De snoekbaars behoort tot de familie van de baarsachtigen, waartoe ook de baars behoort. Voorkomen/vangst: Oostelijk van […]
BAARS, TAND-, KAMMER (Serranus cabrilla).
Maximale lengte 40 cm, meestal 20 cm. Geelbruin tot roodachtig; 7-9 bruine verticale banden over de bovenkant van de flanken, een drietal gele of oranje strepen over de zijkant van de kop. Komt voor op randen van het continentale plat, tot een diepte van 500 m. Vaak in bedden van zeegras. De paaitijd is van […]
BAARS, WRAK-, REUZENBAARS, WRAKVIS (Polyprion americanum).
Maximale lengte 2 m. Kleur bruin of blauwgrijs. Jonge exemplaren met onregelmatige, lichte en donkere gemarmerde vlekken. Volwassen dieren op rotsachtige en zandige bodems, voornamelijk tussen 100 en 200 m diepte (tot maximaal 1000 m); jonge dieren zwemmen onder drijvend wrakhout e.d. Het voedsel bestaat uit kreeftachtigen, schelpdieren en vis. Voorkomen/vangst: Atlantische Oceaan, van Zuid-Afrika tot […]
BAARS, ZEE- (Dicentrarchus labrax).
Maximale lengte 1 m. Rug groengrijs, zilverkleurige flanken overgaand in een witte buik. Jonge exemplaren hebben zwarte stipjes op de flanken. Donkere vlek op de kieuwdeksels. Twee gescheiden rugvinnen (voor sommige systematici reden de zeebaars onder te brengen in de aparte familie der Moronidae), waarvan de eerste met 8-9 stevige stekels. De enige vertegenwoordiger van […]
BARBEEL (Barbus barbus).
Maximale lengte 100 cm. Rug bruin of grijsgroen, kop en flanken met een kopergroene tint. Lange kop met spitse snuit. Onderstandige bek met dikke lippen. Vier tastdraden, waarvan twee op de bovenlip en een in elke mondhoek. Korte rugvin met een stevige stekel. Voorkomen/vangst: Spanje, OostEngeland, Frankrijk, België, Nederland, Duitsland en MiddenEuropa. Een zeer groot […]
BARRACUDA (Sphyraena sphyraena).
Maximale lengte 1,6 m, meestal 30-60 cm is de Barracuda. Een langgerekt lichaam, grote kop, de onderkaak langer dan de bovenkaak; sterke snijtanden. Rug donker, flanken zilverachtig. Een vers exemplaar vertoont een gele band over de lengte, evenwijdig aan de zijlijn. Twee rugvinnen die ver uit elkaar staan, staart gevorkt. Leeft alleen of in scholen; […]
Bastaardering
Het verschijnsel dat erfelijk verschillende soorten zich kruisen en bastaarden voortbrengen
BEEKRIDDER
Zie riddervis.