Hoogte maximaal 3 cm, meestal ca. 2 cm. Conische met scherpe punt; 6-8 windingen, met laatste winding zeer groot. Schelp met flauwe concentrische ribbels. Mondopening eivormig. Geelbruine ondergrondkleur met donker banden, parallel aan de spiraal. Leeft in en juist boven de getijdenzone op rotsen, havenhoofden en palen. Het voedsel bestaat uit zeewier en algen ook wel dode materialen worden gegeten. Voorkomen/vangst: Atlantische Oceaan, Noordzee, Middellandse Zee.
De gewone alikruik is een slak uit de familie alikruiken in de provincie Zeeland, waar de gewone alikruik in Nederland het meest gevonden en gevangen wordt, noemt men deze slak ook wel kreukel, alikruuk, alekreukel of krukel. Het slakje is ook zeer algemeen op de Belgische strandhoofden.
De alikruik geldt in veel landen als delicatesse, de slak wordt gekookt, eventueel met kruiden, en met een kromme naald of een tandenstoker uit het huisje gehaald. Het is een zeer sterke soort in meerdere opzichten; zo kan de slak zeer lage zoutgehalten en vervuiling overleven, ook raakt een door de golven losgebeukte slak maar zelden beschadigd vanwege het zeer stevige huisje. De slak zet zich vast op objecten met een soort lijmlaagje waardoor de zeestroming en de golven het dier niet meeneemt. Bij laag water, als de slak niet meer in het water zit, wordt het huisje afgesloten met een dekseltje (operculum) zodat de alikruik niet uitdroogt.
Voortplanting van de aliekruik
Bij de voortplanting worden de eitjes in kleine doorzichtige eikapsels afgezet waaruit na enkele dagen de larven kruipen. In tegenstelling tot op het land levende slakken lijken de larven totaal niet op de volwassen dieren. De larven zijn vrijzwemmend, na enkele weken zetten ze zich vast op de bodem en krijgen een huisje.
Alikruiken | |
Latijn | Littorina littorea |
Frans | Bigorneaux |
Engels | Periwinkle |
Duits | Gemeine Strandschnecke |