In loof- en naaldbossen, vooral onder beuken en tamme kastanjes, van de late zomer tot de late herfst. Doorsnee hoed 3-7 cm, van knopvormig tot afgeplat; soms gegolfd. Steel 3-7 cm, licht gestreept. Kleur van de paddestoel kan van groenachtig vervagen naar bijna wit. Plaatjes dicht opeen en langs de steel aflopend. Sporee wit; vlees bleek en sterk geurend en smakend naar anijs. Het is een veel voorkomende paddenstoel die groeit tussen de bladeren onder loofhout, vooral bij beuken.
Risico: Te verwarren met de giftige Kopergroenzwam (Psilocybe aeruginosa) die in het midden van de geopende hoed een stompe bult heeft, donkergroen van kleur en kleverig is maar geen geur afgeeft. Tot bijna wit verkleurd kan de Anijstrechterzwam ook verward worden met de dodelijk giftige witte weidetrechterzwam (Clitocybe fragrans).