Gele of geelgroene, vrijwel altijd enigszins gebogen vruchten, die vaak nog geheel of gedeeltelijk in‘handen’ of ‘kammen’ aan elkaar vastzitten. Ze variëren in lengte van 15 tot soms wel 30 cm, lopen aan de uiteinden enigszins spits toe en hebben nagenoeg altijd vier meer of minder duidelijke hoeken in de lengterichting. Het enigszins melige vruchtvlees (de meligheid neemt toe naarmate de vrucht rijper wordt) is flauwzoet van smaak en witgeel van kleur. Naarmate een banaan rijper wordt, verkleurt de schil geleidelijk van groengeel naar geel en bij overrijpheid naar bruin. Oorsprong: Zuidoost-Azië. Rassen: Cavendish, Grande Naine, Gros Michel of Big Mike, Lacatan, Robusta, Valery.