Het neefje van de cabernet sauvignon – en hoewel beide druiven familietrekjes vertonen is cabernet franc kwalitatief de mindere. In de Médoc wordt de druif vaak gebruikt om de Cabernet sauvignon soepeler en eleganter te maken en parfum te geven. In Saint-Emilion geniet de druif meer respect, en fungeert ze als steundruif in de assemblage met de merlot. Wijnstijl: De wijn van deze druif is minder intens van geur en smaak dan de Cabernet sauvignon en heeft ook minder ras, finesse en kracht. Toch kruidt hij een aantal Bordeauxmelanges en verrijkt ze met uitbundige fruitaroma’s. De wijn heeft een plantaardige karakter dat als ‘groenig’ (grasa chtig) wordt omschreven. Kenmerkend voor de Cabernet franc zijn voorts aspecten van besachtig en rood fruit: zwarte bes, framboos en een waarneembaar accent van (bos) aardb ei. Frequent aanwezig is ook een fraaie vleug van groene paprika. Hieraan valt ook de rijpheid van de druif af te lezen: hoe meer paprika, hoe minder gerijpt ze is geoogst. Secundaire geuraspecten zijn drop, menthol, zoethout en kruidnagel. Van florale aard is het aroma van viooltjes. Sommigen proeven in de wijn zelfs associat ies met aardappelschillen en potloodslijpse