Cyanogene glycosiden zijn van nature aanwezige plantengifstoffen in onder andere vlierbessen, lijnzaad, pitten van steenvruchten, bittere amandelen en cassave. In het lichaam worden cyanogene glycosiden omgezet in cyanide. Een grote inname van cyanogene glycosiden kan leiden tot gezondheidsproblemen door cyanide vergiftiging, zoals ademhalingsproblemen, hartstilstand en vergroting van de schildklier. In Nederland komt vergiftiging door cyanide bijna niet voor. Door de juiste bereidingswijze van voedingsmiddelen met cyanogene glycosiden kan cyanidevorming worden voorkomen. Cyanogene glycosiden zijn plantengifstoffen. Voorbeelden zijn de stoffen amygdaline en linamarine. Dit zijn natuurlijke gifstoffen. Deze plantengifstoffen zitten in bijvoorbeeld vlierbessen, lijnzaad, bittere amandelen en exotische knolgewassen (zoals cassave). Het is ook aanwezig in de pitten van steenvruchten zoals abrikozenpitten, perzikenpitten, pruimenpitten, kersenpitten en appelpitten. In het lichaam worden cyanogene glycosiden omgezet in cyanide. Cyanide heet ook wel blauwzuur. Er kan ook blauwzuur ontstaan uit cyanogene glycosiden als producten worden vermalen.
Gezondheidseffecten
Een hoge dosis cyanide kan de ademhaling belemmeren en een hartstilstand veroorzaken. In Afrika veroorzaakt langdurig gebruik van voedingsmiddelen met cyanogene glycosiden soms krop en kreupelheid. Krop is een vergroting van de schildklier en ontstaat door het eten van veel cassave in combinatie met een te lage jodiuminname. Dit komt doordat cyanide uit cassave met jodium bindt.
In Nederland en andere westerse landen komt vergiftiging door cyanide zeer zelden voor.
Er is in de Europese Unie controle op het gehalte van cyanide in ingeblikte steenvruchten en producten waarin amandelen verwerkt zijn zoals marsepein, noga en sommige alcoholische dranken. Voor deze producten is een maximum toegelaten gehalte aan cyanide vastgesteld:
- Cyanide in noga, marsepein en soortgelijke producten: 50 milligram per kilogram eindproduct
- Ingeblikte steenvruchten: 5 milligram per kilogram eindproduct
- Alcoholhoudende dranken: 35 milligram per kilogram eindproduct
De amandelen die in de winkel of op de markt te koop zijn, zijn vaak zoete amandelen en vormen geen probleem.
De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) heeft in 2016 berekend dat een volwassene bij het eten van een hele rauwe abrikozenpit al de veilige gezondheidslimiet kan overschrijden. Bij kinderen is dit nog lager.
Met de volgende adviezen beperk je de inname van cyanogene glycosiden zoveel mogelijk:
- Eet geen pitten van steenvruchten, zoals abrikozenpitten, perzikenpitten, bittere amandelen, pruimenpitten, kersenpitten en appelspitten. Het per ongeluk doorslikken van een pit is niet gelijk een probleem. Zeker niet als je het niet kauwt.
- Maak geen thee van plantendelen met cyanogene glycosiden, zoals perzikbladeren.
- Schil cassave en rasp of snijd deze in kleine stukjes vóór het bakken.
- Eet tamme vlierbessen in plaats van wilde, omdat daar minder cyanogene glycosiden in zitten.
- Kook vlierbessen voor gebruik.
- Gebruik liever gebroken dan gemalen lijnzaad. Naarmate lijnzaad fijner wordt gemalen, is de hoeveelheid cyanogene glycosiden die wordt opgenomen door het lichaam groter. Een tijdelijk gebruik van 15 tot 45 gram gebroken lijnzaad per dag geeft in ieder geval geen problemen. Bij lijnzaadolie speelt de problematiek rond cyanide veel minder. De cyanide (blauwzuur) die in lijnzaad voorkomt blijft in de koek (pulp) achter bij het persen van de olie. Eventuele kleine resten die overblijven in de olie vormen geen veiligheidsprobleem.
- Eet zoete amandelen in plaats van bittere soorten. In marsepein worden zo weinig bittere amandelen gebruikt dat het gehalte cyanogene glycosiden laag is.