Op de ovenvloer gebakken brood waarin rogge- en tarwebloem is verwerkt. Na het opmaken van het deeg wordt het door de bakker ‘ingesneden’. Het langwerpige model vloerbrood krijgt daardoor een gestreepte bovenkant.
Tot begin 20e eeuw werd door de boerin nog vaak zelf brood gebakken. Hiertoe was naast het huis een bakoven of stoetoven gebouwd. De oven was ongeveer een meter hoog, opgetrokken van vuurvaste baksteen en een dikke laag leem. De vloer bestond uit een zeer grote vlakke zwerfsteen. De oven werd met turf gestookt, ook wel met takkenbossen, tot ze van binnen witheet was. Hij was gewoonlijk met een pannendakje afgedekt. De rook kon door een pijp naar buiten. Was de oven goed heet, dan werd de as eruit geschept en de hete vloer met een vochtige dweil afgenomen. Dan werden de deelbollen rap in de oven gezet, waarna deze met een deurtje werd afgesloten. Na ongeveer een uur waren de ronde broden gaar. |