Een gehaktbal is een vleesproduct dat wordt gemaakt door gehakt tot een bal te draaien en daarna te braden. Om de bal niet uit elkaar te laten vallen in de koekenpan kan voor het bakken een ei en brood, verkruimelde beschuit of paneermeel worden toegevoegd. Meestal wordt peper en zout toegevoegd, en soms andere kruiden of bijvoorbeeld knoflook en uiensnippers. De meeste mensen eten de gehaktbal met jus, mosterd of mayonaise.
Vroeger leefden veel mensen in armoede. Deze mensen vermengden relatief meer brood in hun gehaktbal.
Normen voor het vetgehalte van gehakt liggen in Nederland vast in het warenwetsbesluit “Vlees, gehakt en vleesproducten”. Rundergehakt mag maximaal 25 gram vet per 100 gram vlees bevatten, mager rundergehakt maximaal 15 gram. Voor (biefstuk-)tartaar geldt een maximum van 10 gram per 100 gram.
Gehakt is ook te koop onder de naam half-om-half (of halfom), dat wil zeggen dat het deels uit rund- en deels uit varkensgehakt bestaat, met een onderlinge afwijking van ten hoogste 10 procent. Een variant komt voor bij sommige islamitische slagers, dit is een mengsel van rund- en lamsgehakt.
Literatuur
In de Nederlandse literatuur begint de geschiedenis van de gehaktbal rond 1615. Toen schreef de beroemde Nederlands dichter, schrijver en rederijker Gerbrandt Adriaenz Bredero over een mooie frickedil: een ronde schijf of bal van gehakt vlees die gezien kan worden als voorloper van de huidige gehaktbal. De frickedil was een gerecht dat vooral bij de gegoede burgers op het menu stond. Het ging om gehakt van kalfsvlees en kalfsvet. Daar komt ook onze frikandel vandaan.
Twee eeuwen later, in 1850 worden de ballen gemaakt door kalfsgehakt te kneden met eieren en in melk geweekt witbrood of beschuit. Inmiddels bestaan er duizend-en-één verschillende varianten gehaktbal. In de loop van de twintigste eeuw begon de gehaktbal aan een gestage opmars in alle Nederlandse huishoudens.