Door kruising van de witte riesling en de blauwe trolliger verkreeg August Herold uit Württemberg in 1929 deze productieve druif. Rieslingtelers hebben een zwak voor het rieslingachtige karakter van de kerner. De druif levert wijnen met de voor Riesling kenmerkende frisse zuren; ze kunnen daardoor indrukwekk end lang rijpen. De druif leent zich uitstekend voor hogere predikaten zoals Spätlese, Auslese en Beerenauslese. Wijnstijl: Ook de wijnen van de kerner hebben aan de Riesling verwante eigenschappen. Ze zijn rijk bedeeld met fruitasp ecten als groene appel en citrus, met daarin een lichte musk aatgeur. Correct gevinifieerd zijn alle geur- en smaakimpressies met elkaar in harmonie. Juist die harmonie maakt de wijn zo attractief. In de hogere predikaten neemt de verfijning toe; de afgeronde smaak heeft dan iets nootachtigs, met de fruittonen van druif, ananas en perzik. Tegelijkertijd houden rieslingachtige zuren de smaak fris.