Maximale lengte 15 cm. Donker olijfgroen tot groenbruin van kleur; onderzijde van de scharen rood tot roodbruin. Het rostrum is langer dan breed (breedte gemeten aan de basis) en langs de bovenzijde met fijne tandjes bezet; de achterste helft heeft gladde randen. Achter de oogholte staan twee enkelvoudige stekels.
De zijkanten van de carapax zijn glad, op twee laterale rijen stekels onmiddellijk achter en parallel aan de cervicale groef na. Forse scharen, licht afgeplat en met relatief korte vingers. De achterrand van het telson loopt bol. Leeft in stilstaand of langzaam stromend zoet water.
Voorkomen/vangst: ZuidScandinavië, West- en CentraalEuropa (nauwelijks bezuiden de Alpen en de Pyreneeën), WestRusland en de noordwestelijke Balkan.