Maximale lengte 30 cm. In kleur variërend van grijsbruin tot geelgroen, soms gemarmerd; onderzijde bleker dan de rugzijde. Het rostrum is langer dan breed en bovenlangs met fijne tandjes bezet; achterste helft met gezaagde randen. Achter de oogholte één enkelvoudige tand, daarachter een overlangse rij kleine stekeltjes. Flanken van de carapax met een groot aantal scherpe stekeltjes bezet, zowel voor als achter de cervicale groef. Scharen slank en uitgerekt, de vingers duidelijk langer dan bij de Europese rivierkreeft. De achterrand van het telson is recht of enigszins hol. Biotoop grotendeels als de Europeserivierkreeft; dringt echter ook door in brak water. Houdt van rustige en warme wateren;
Voorkomen/vangst: Verspreid over Centraal- en Oost-Europa (de benaming ‘Galicisch’ verwijst naar een landstreek in Polen), het Europese en het Centraalaziatische deel van de voormalige Sovjetunie, Voor- en Centraal-Azië. Geïntroduceerd in o.a. Engeland, Frankrijk en Italië.