Maximale lengte 1 m, meestal tot 40 cm. Bruingrijze kleur, buik lichter. Eén enkele lange rugvin en één anaalvin, beide met een zwarte rand. Komt voor op een diepte van 1001000 m, meestal echter op 100-400 m op een steenachtige bodem.
Het is een vrij inactieve vis, die alleen of in kleine groepjes leeft. Voedt zich met schelpdieren en garnaalachtigen. Paaitijd van mei tot juli. Voorkomen/vangst: In de oostelijke Noordatlantische Oceaan, vanaf de Britsche Eilanden en Ierland tot de Barentszzee; ook bij IJsland en in het westelijk deel van de Atlantische Oceaan.