Een macaron bestaat uit twee luchtige koekjes met in het midden een vulling van ganache of een andere zachte vulling. Ze komen oorspronkelijk uit Frankrijk. Het koekje is gemaakt van amandelen, poedersuiker, suiker en eiwit. Er zijn veel soorten macaron met elke hun eigen kleur, zoals chocolade met zijn donkerbruine kleur, kokos met roomwit, kersen met rood, framboos met karmijn, pistache met groen, aardbei met roze, citroen met geel en mokka met middenbruin.
De macaron heeft zijn oorsprong in Frankrijk. In 1581 traden Anne de Joyeuse en Marguerite de Lorraine in het huwelijk. Vanwege dit bijzondere evenement werd er door Catharina de’ Medici een nieuw speciaal soort gebak geïntroduceerd gemaakt van verpoederde amandel. Dit gebak noemde men een ‘macarone’.
De eerste commerciële macarons werden verkocht in een patisserie aan de Rue Royale in Parijs. Deze werd in 1862 opgericht door Louis-Ernest Ladurée. Hij heeft echter niet de macaron geïntroduceerd. Dat deed zijn kleinzoon Pierre Desfontaines in 1930. Hij maakte zijn macarons volgens het oude recept met koekjes gebaseerd op amandel en een vulling van ganache.