Het Mangalicavarken is een typisch Hongaars ras. Het vlees is sterker van smaak dan gebruikelijk, maar vooral veel vetter. Niet alleen de onderhuidse vetlaag van dit varken is veel dikker, het vlees is ook duidelijk zichtbaar dooraderd met vet (hoog intramusculair vetgehalte), waardoor het vlees een sublieme smaak en malsheid verkrijgt. Het vlees is volgens velen het beste varkensvlees op de markt. Het is stevig en uitstekend bestand tegen de felle kou (-30°C) tot de grote hitte op de Hongaarse poesta’s. Het hele varken is in de winter bedekt met dik lang wolachtig haar tot op de oren. Alleen de snuit blijft onbedekt. Het ras is verwant aan het Spaanse Ibéricoras. De Mangalica is resistent tegen diverse ziekten en kent geen stress.
De kenmerken zijn het gemoedelijke karakter van het dier dat leeft van natuurlijke voeding op basis van maïs, granen en gras, in een specifieke omgeving zoals de uitgebreide Hongaarse steppes. Als het varken slachtrijp is bedraagt het gewicht circa 150 kg. Het vet van mangalica is ook vloeibaarder dan we gewend zijn. Nog een goed aspect aan dit vlees is het feit dat het weinig meervoudig verzadigd vet bevat, net zoals het vet van de Cinta senese en de Pata negra.
Sommige chefs kloppen het vet zelfs op zoals je eiwit zou opkloppen. Dat wordt dan, met een beetje zout, op brood gesmeerd en als delicatesse verorberd. In Hongarije en Oostenrijk gebruikt men het vet ook zeer graag om in te bakken. Vlees van het Mangalicavarken bevat per 100 g 108,6 mg Omega-3 vetzuren, terwijl dit bij stalvee slechts 24,6 mg is. Wetenschappers verklaren dit doordat het varken in de vrije uitloop gehouden wordt. De vetzuursamenstelling lijkt op deze van plantaardige olie, het vet bevat spijsverteringsbevorderende dubbelverbindingen van onverzadigde vetzuren.