Deze druif domineert in de heuvels van Piemonte, in het noordwesten van Italië. De Italiaanse wijnbouwers planten de wijnstokken hoog op de hellingen, waar ze het meest profiteren van de herfstzon en sensationele wijnen kunnen opleveren, zoals de Barolo, Barbaresco en Gattinara. In de schaduw van deze grote drie staan echter nog talloze andere nebbiolowijnen. De nebbiolo (‘de nevelige’) dankt haar naam aan de Piemontese nevel, de nebbia, die in de herfst de hellingen toedekt als een laag room een kersenvlaai. Synoniemen zijn spanna en chiavennasca. Wijnstijl: De nebbiolo levert het klassieke Italiaanse wijntype: verheven en donkertonig. Geen wijn voor beginners dus. Het zijn vlezige wijnen die lang blijven hangen en bovenal warm en complex zijn, zowel in genieting als in herinnering. Laat ze vooral rijpen; eenmaal op jaren is de wat straffe tannine afgebouwd en krijgt de wijn een gerijpte bruine tint en een uiterst zinnelijke smaak. Kenmerkend daarin zijn aardse aroma’s die associaties oproepen aan truffel, teer, tabak en chocolade. De wijnen geuren heerlijk, met steeds het subtiele parfum van viooltjes, teer, en wilde kruiden. Jonge nebbiolowijnen neigen naar het geslotene, harde en stroeve. Op proeftafels wordt de Nebbiolo nog al eens verwisseld met de Syrah