De portugieser is een allemansvriend zonder veel allure. De druif komt niet uit Portugal, zoals de naam doet vermoeden, maar waarschijnlijk uit Midden-Europa. Omdat ze vroeg in het seizoen rijpt staat Portugieserwijn in de herfst als karafwijn klaar voor de horden dagjesmensen die in het najaar de lokale taveernes in het Duitse Ahrgebied frequenteren – een soort Duitse Beaujolais Nouveau. Synoniem in de volksmond: blauer portugieser. Wijnstijl: Over geur en smaak van Portugieser kan hooguit worden gezegd dat ze ongecompliceerd zijn – en dat de wijn plezierig wegdrinkt. De soms wat waterige, roze kleur mag daarbij niet storen. De milde, tannine-arme smaak lijkt in de verte op die van een zeer eenvoudige Bourgogne. Enige deugden van de wijn zijn de opmerkelijke frisheid en lichtheid in kleur, geur en smaak. Het aroma neigt, behalve naar viooltjes, naar rode en zwarte vruchtjes. Op fles laten rijpen heeft nauwelijks zin; dat leidt niet tot verbetering van de kwaliteit. De wijn kan het beste jong en vooral gekoeld worden gedronken. Zijn terrein beperkt zich trouwens tot de Duitse gebieden Ahr, Rheinhessen en Pfalz.