Maximale lengte van de rog is 1 m. Bovenzijde geelbruin met onregelmatig gevormde, donkerbruine vlekjes; heel soms een ronde donkere vlek op de borstvinnen. Onderzijde vuilwit met grijze randen; bovenzijde dicht met stekels bezet. De grootste stekels liggen in een lengterij, midden op het lichaam en de staart. Voorkomen/vangst: Atlantische kusten van Europa en Afrika, van de Noordpoolcirkel tot Zuid-Afrika; ook in de Middellandse Zee en het westelijke deel van de Zwarte zee.
Hele roggen zijn in de handel bijna onvindbaar, meestal worden enkel de gevilde vleugels aangeboden. Het is cruciaal dat rog vers wordt klaargemaakt, in het kraakbeen zit een stof die bij het verouderen ammoniak afgeeft. De kleur van vleugels moet lichtroze zijn en een stevige textuur hebben, hoe witter en slapper het visvlees, hoe ouder de vleugels.
Familie,: De rog is zoals de haai een kraakbeenvis. Er bestaan wel 460 verschillende soorten roggen.