Maximale lengte 1,5 m, exemplaren van minder dan 45 cm zijn beschermd. Rug en flanken groenbruin, met goudkleurige vlekken of strepen op de flanken; buik geelwit. Lange platte kop; de onderkaak voor de bovenkaak uitstekend. Grote tanden in de onderkaak; ook tanden aan de bovenzijde van de mondholte. Rug- en anaalvin staan tegenover elkaar, vlak bij de staartvin. Op de kop zitten kijksleuven, waardoor de snoek met beide ogen ook recht naar voren kan kijken. Algemene vis in zoet water, voornamelijk in langzaam stromend en stilstaand, ondiep water met rijke oeverbegroeiing. Een prooivis wordt door een snoek dwars gepakt, kunstig gedraaid en vervolgens naar binnen gewerkt. De vele tanden, die enigszins naar binnen gebogen zijn, verhinderen het ontsnappen van de prooi. Voorkomen/vangst: Europa ten noorden van de Pyreneeën; verder Noord-Italië, noordelijk Azië en Noord-Amerika.
Home » Artikelen » Productinformatie » Vis » Vis soorten » SNOEK (Esox lucius).