De Sundanese keuken is sterk beïnvloed door de Sumatraanse, maar maakt wel meer gebruik van kruiden dan de Padangkeuken en is ook minder heet. De van West-Java zijn dol op rauwe groenten, tahu, tempeh goreng en peteibonen. De specialiteiten van Tana Toraja zijn de pa’piong, in
bamboe bereide gerechten. Dit zijn kip- of varkensschotels waarvan gemalen kokosnoot een belangrijk ingrediënt is. Pa’piongs zijn meestal sterk gekruid, dus vraag om een milde uitvoering als je hier niet tegen kunt. Ze worden meestal met zwarte rijst, sambal en gekookt varenblad (paku)
gegeten. Belut masapi is een aal die in de Sa’dan gevangen wordt en tedong pakaring gedroogd buffelvlees met een sambalsaus. Manuk Pantollo’ uai is een pittige kippesoep. Als in een gerecht het woord pamarrasan gebruikt wordt duidt dit op de kluak die erin verwerkt is. Dit is een vrucht die ook
wel buah pangi genoemd wordt en in gemalen vorm de gerechten zwart kleurt en ze een pittige, vrij zoute smaak geeft. Probeer ook de balok. Deze palmwijn wordt van de enaupalm getapt en vervoerd in een bamboekoker. Onverdund kan deze lokale borrel voor een behoorlijke kater zorgen. De smaak van het vocht is zeer uiteenlopend. Balok met een rode kleur (van de schaal van een kokosnoot) is meestal zuur, zoete balok is geler van kleur.