Maximale lengte 70 cm, meestal 20-50 cm. Rug donker geelbruin met onregelmatig geel patroon op de flanken, onderzijde zilvergrijs. Ronde, zwar
te, geelomrande vlek aan weerszijden van het lichaam achter de borstvinnen (de ‘vingerafdruk van de Heilige Petrus’; zie ook schelvis). Rugvinstekels met lange filamenten. Anaalvin met drie of vier stekels. Voedt zich met vis en garnaalachtigen. Paaitijd van juni tot augustus. Voorkomen/vangst: Oostelijke Atlantische Oceaan, van ZuidNoorwegen tot Zuid-Afrika en in de Middellandse Zee. Verwante soorten in andere oceanen.