AUBERGINE (Solanum melongena).

Langwerpige, peer- of eivormige en vlezige besvruchten, 10-30 cm lang en doorgaans donkerpaars van kleur. De eivormige rassen hebben meestal witte vruchten, vandaar de soms wel gebruikte naam ‘eierplant’afgeleid van het Engelse eggplant. De aubergines zijn het ganse jaar door verkrijgbaar maar het seizoen ligt tussen mei en oktober. Als ze rijp zijn geven ze een beetje mee als u er zachtjes op drukt. Met name in Azië en in de landen rond de Middellandse Zee zijn recepten met aubergine al eeuwenlang populair. Wilde aubergines hebben namelijk het formaat en de kleur van een kippenei.

In oude termen wordt ook van ‘melanzaanappel’ gesproken. Eet aubergine nooit rauw. Dit  kan maag- en darmklachten veroorzaken. Het vruchtvlees van een aubergine durft snel te verkleuren als je je aubergine snijdt. Snij ze dus pas als je haar nodig hebt. 

Oorsprong: Tropisch Azië (India, China). Rassen: Andona, Dobrix. De in Nederland en België meest verkochte aubergine heeft een glanzende donkerpaarse schil (de kleur aubergine is ernaar vernoemd) en bijna wit vruchtvlees. De smaak is bitter tot neutraal en zit voornamelijk geconcentreerd in de schil. 

Aubergines bevatten namelijk calcium. Dit mineraal zorgt tevens voor een goede werking van zenuwen en spieren en het transport van andere mineralen in het lichaam. Naast calcium bevatten aubergines ook foliumzuur, magnesium en ijzer.