Koffie is een van de meest populaire dranken ter wereld en heeft een erg interessante geschiedenis. Op een dag ziet een Ethiopische geitenhoeder dat zijn geiten vrolijk rondspringen alsof ze ineens weer jong geworden zijn. Hij ziet ze ook knabbelen aan de rode bessen van een struik in de heuvels. Hij neemt zelf enkele bessen en merkt dat de bessen hem een fit en vrolijk gevoel geven. Hij vertelt dit aan een abt van een nabijgelegen klooster. Deze schenkt kokend water over de bessen. De smaak van de bessen komt zo in het water. Voortaan kunnen hij en zijn medebroeders de hele nacht blijven bidden zonder in slaap te vallen. Op een dag in de regentijd legt een monnik een natte tak met bessen in het vuur om deze te drogen. De bessen verkolen en verspreiden een aangename geur.
Dit is uiteindelijk overgegaan in het branden van koffie. Het branden van de koffiebonen is in het begin van de 16e eeuw populair geworden. De Arabieren noemen de drank van gebrande koffiebonen ‘kawé’. Dit woord betekent ‘het opwindende’. De Turken die later het koffiedrinken van de Arabieren overnamen noemden de drank ‘kahweh’, wat ‘kracht en sterkte’ in het Turks betekent.
Het is maar de vraag of dit verhaal van de geiten waar is. De kans is groter dat de stimulerende eigenschappen van koffie voor het eerst ontdekt zijn door nomadenstammen in Kaffa. 2 Rond 1500 worden de eerste koffiehuizen in Mekka opgericht. In deze koffiehuizen wordt onder het genot van koffie om geld schaak gespeeld. Enkele jaren later komen er koffiehuizen in belangrijke steden als Caïro, Medina, Aden en Constantinopel (nu Istanbul).
Het aantal koffiehuizen neemt in de 16e eeuw sterk toe. Ze worden een ontmoetingsplaats voor alle lagen van de bevolking. Volgens sommigen zijn die koffiehuizen poelen van goddeloosheid, verderf en ontucht. Soms werden koffiehuizen daarom verboden. Maar koffie was zo populair dat deze verboden weer snel opgeheven worden. Prosper Alpinus Al voor 1600 maken Europese reizigers melding van een vreemde zwarte drank die in Arabië erg populair is. Ze komen echter niet veel te weten over de herkomst van de drank, want de Arabieren zijn erg zuinig op hun vondst. Buitenlanders mogen de plantages niet bezoeken, en de koffiebonen voor de handel worden altijd eerst verhit zodat ze geen kiemkracht meer bezitten.
Het branden van koffie op grote schaal is in Damascus begonnen, omdat men daar in staat was voor het koffiebranden geschikte ijzeren pannen en branders te maken. Om het aroma vrij te laten komen, moeten koffiebonen namelijk bij zeer hoge temperaturen worden gebrand. Potten van aardewerk zoals men die in dan in Jemen gebruikt, knappen bij hoge temperatuur uit elkaar. In 1592 beschrijft de Italiaanse plantkundige Prosper Alpinus dat er in die tijd in Egypte twee manieren zijn van koffiezetten.
“Er zijn twee soorten bereidingswijzen. Sommigen maken een aftreksel van de schil van de vrucht, anderen gebruiken de boontjes zelf. De Egyptenaren maken deze drank door de bonen boven een vuur een poosje te roosteren en dan anderhalf pond met de schil er nog om in 20 pond water te laten koken, anderen stampen de geroosterde boontjes fijn en laten ze dan een dag lang in water trekken”. 3 Een van die reizigers beschrijft rond 1575 het koffiedrinken in de Arabische landen op de volgende manier: ‘hiertoe hebben se onder andere een goed drank, die sij veel achten, ‘chaube’ genaamd die schier so swart is als inkt, en in gebreeke van de maag zeer gesont en dienstig is.
Deese plegen Sij ‘s morgens vroeg, ook aan open plaatsen voor yeder en sonder schroom te drinken, uyt aarde en diepe porcelyne schaaltjes, soo heet al sij kunnen, settende het dikwijls aan de mond, maar doende kleine teugjes en laten het so nevens malkanderen in ‘t rond zitten, omgaan’. Ali bin Omar al-Shaili is de patroonheilige van de koffieboeren en van de koffiedrinkers. Hij werd verbannen uit de havenstad Mocca omdat hij verliefd was geworden op de dochter van de koning. Hij vlucht met zijn volgelingen de bergen in en overleeft op een dieet van koffiebessen. Hij geneest er zelfs zieken mee en mag op hun voorspraak terugkeren naar Mocca. De populariteit van koffie is gevestigd. Handel in koffie In 1615 slagen kooplieden uit Venetië erin Europa met koffie uit Mocca kennis te laten maken.
VOC
Een jaar later weet een Hollandse handelaar als eerste Europeaan een levende koffieplant in handen te krijgen. Toch behouden de Arabieren nog de gehele 17e eeuw hun monopolie op de koffiemarkt. Het zijn echter de Hollanders die de koffie over de hele wereld bekend maken. De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) brengt rond 1620 de eerste koffie mee. De Hollanders zijn in het begin nog niet zo geïnteresseerd in de koffiehandel. Ze vinden de koffie te duur en willen zelf koffieplantages aanleggen. In 1658 beginnen de Hollanders met de verbouw van koffie op Ceylon (tegenwoordig heet dat Sri Lanka). In 1699 lukt het de Hollanders om ook op Java koffieplantages aan te leggen.
De eerste oogsten op Java leveren niet zoveel op, maar na enige tijd wordt de aanplant zo’n succes dat het marktaandeel ver boven dat van de Arabieren uitkomt. Vanaf 1723 beginnen de Fransen met plantages in Midden-Amerika. Later beginnen de Spanjaarden, Portugezen en Engelsen met plantages in diverse tropische gebieden. Zo begint de koffieteelt in 1727 in Brazilië. Koffieteelt blijft tot ver in de 20e eeuw de belangrijkste inkomstenbron van Brazilië. In 1712 begint de West-Indische Compagnie (WIC) met het planten van koffie. In 1723 bereikt de eerste partij Surinaamse koffie Nederland. Omstreeks 1750 neemt het marktaandeel van Surinaamse koffie toe tot zo’n 50%. In 1791 wordt de WIC opgeheven en in 1799 gaat de VOC ten onder.
Van 1800 tot 1813 staat Nederland onder Frans bestuur. De Nederlandse koffiehandel komt hierdoor in de knel. Koffie wordt tijdens de Franse tijd door het verbod op handel met Engeland een belangrijk smokkelartikel. Na de Franse tijd wordt de Nederlandse Handelsmaatschappij (NHM) vanaf 1824 de belangrijkste handelaar in koffie.
Cultuurstelsel
Begin 19de eeuw dalen de koffieoogsten. De Nederlanders willen dat de plantages in Java en Sumatra meer gaan opbrengen. Door slecht bestuur is de bevolking van Java in opstand gekomen. Dit loopt uit op de Java-oorlog (1825-1830). De inkomsten uit Indië lopen hierdoor sterk terug. Bovendien zoekt de Nederlandse regering na de afscheiding van België naar nieuwe inkomsten om de schatkist te vullen. Hiervoor voert Nederland in 1830 het cultuurstelsel in: een vijfde van het land moet bebouwd worden met producten die bestemd zijn voor Nederland. De geteelde producten, vooral koffie en suiker, werden aan de Nederlands-Indische regering verkocht. Deze regering had de prijzen al eerder vastgesteld. De NHM verscheepte en verkocht de producten. De winst ging naar de Nederlandse schatkist. De Nederlandse regering had steeds meer geld nodig voor de oorlog met België.
Het cultuurstelsel wordt onder streng toezicht uitgevoerd. Bestuursambtenaren moeten er voor zorgen dat de regels van het cultuurstelsel opgevolgd worden. Zij doen dit heel fanatiek, want een gedeelte van de opbrengst is voor hen. De bevolking wordt dus flink opgejaagd. De koffietuinen worden steeds groter, en de bewoners moeten steeds meer en harder werken. Voor hun eigen landbouw hebben ze geen tijd meer.
Er ontstaan voedseltekorten. Ook moeten de inlanders vaak grote afstanden afleggen om hun koffie bij de gouvernements-pakhuizen af te leveren. De weerstand van de inlandse bevolking tegen het systeem groeit en leidt er soms toe dat men de koffiebessen begraaft om ze niet weg te hoeven brengen.
“Ik ben makelaar in koffie en woon op Lauriergracht no. 37″ Met deze zin begint de roman Max Havelaar (1860) van Multatuli. Multatuli (= ik heb veel geleden) is de schrijversnaam van Eduard Douwes Dekker. Hij was assistent-resident in een districten van Nederlands-Indië. Hij heeft kritiek op het cultuurstelsel en de houding van de Nederlanders tegen de inlanders. De hoofdpersoon van het boek, Max Havelaar, komt op voor de rechten van de boeren die voor de Nederlanders moeten werken. Dit boek heeft er mede voor gezorgd dat in 1872 het cultuurstelsel afgeschaft wordt. Koffie wordt weer verbouwd in kleinere koffietuinen bij de dorpen zelf. De bevolking blijft gedwongen tot koffieleveranties. De oogsten en de winsten blijven na 1872 nog enige tijd stijgen. Zo wordt in 1876 een recordoogst behaald van 78 miljoen kilo koffie. De bevolking verzet zich tegen de gedwongen leveringen en onderhoudt de tuinen slecht.
Omdat de grond uitgeput raakt moeten nieuwe gebieden ontgonnen worden om koffie te planten. Ook doet in die tijd de koffiebladziekte haar intrede. Door dit alles loopt de koffieoogst sterk achteruit. Na 1890 probeert men de koffieziekten tegen te gaan door Arabicakoffieplant te vervangen door de Liberia. Deze poging mislukt. De aanplant van een nieuwe koffiesoort, de Robusta, heeft wel succes. Intussen is het aandeel Java- en Sumatrakoffie op de wereldmarkt sterk gedaald. In 1899 is dat aandeel 4% tegen 22% in 1858.
Mede door de afschaffing van het cultuurstelsel gaat de Braziliaanse koffie in de 19de eeuw de wereldkoffiemarkt domineren. Deze koffie is beter en goedkoper dan die uit Java. Als de aanvoer van koffie uit Java en Sumatra afneemt, kopen de Nederlandse handelaren koffie in Brazilië. De Nederlandse regering zorgt voor een lijndienst op Zuid-Amerika. De koffiehandel neemt sterk toe.
Via Rotterdam en Amsterdam vindt deze koffie zijn weg in heel Europa. Van 1832 tot 1908 is de wereldproductie van koffie vertienvoudigd: van 95 miljoen kilo naar ruim 1 miljard kilo. 80% komt uit Brazilië en slechts 1,7% uit Nederlands-Indië. De Nederlandse koffiehandelaars profiteren het meest van deze groei. In 1915 verhandelen ze 215 miljoen kilo koffie. Er komen in Nederland veel koffiebranderijen bij. De export naar Duitsland neemt sterk toe. Ook in Nederland drinkt men door de toenemende welvaart meer koffie. Door de Eerste Wereldoorlog daalt de handel met Duitsland. Pas in 1923 is de chaos in Duitsland enigszins hersteld en neemt de export van koffie weer toe. In 1929 is er de crash (ineenstorting) van de beurs van New York en ontstaat er wereldwijde economische crisis. Veel bedrijven die in koffie handelen of koffie branden gaan failliet door de dalende vraag en door importbeperkingen.
Internationale koffieovereenkomsten (IKO)
De eerste koffieovereenkomsten worden gesloten tussen de koffieproducerende landen onderling. In 1963 worden ook de koffie-importerende landen erbij betrokken. Deze landen hebben namelijk belang bij stabiele prijzen. Voor de consumenten in deze landen is de kwaliteit van de koffie minstens zo belangrijk als de prijs; zij willen lekkere koffie drinken voor een lage prijs. De kwaliteit van koffie is afhankelijk van een zorgvuldige verzorging en die is minder bij lage prijzen. De VS vinden een stabiele koffieprijs belangrijk voor de rust in hun ‘achtertuin’ Latijns-Amerika. Bij de IKO krijgt ieder koffieproducerend land een quotum (=bepaalde hoeveelheid) te exporteren koffie toegewezen. De hoogte van deze hoeveelheid is afhankelijk van de koffieprijs op de wereldmarkt en de te verwachten grootte van de koffieoogst. Daalt de koffieprijs onder een bepaalde bodemgrens dan worden de quota verlaagd. Stijgen de koffieprijzen dan worden de quota verhoogd.
Zo proberen de IKO-landen de prijzen redelijk stabiel te houden. Bij de onderhandelingen over de quota trekken de economisch machtigste landen aan het langste eind. Zo weet Brazilië als grootste koffieproducent steeds een zodanig groot quotum af te dwingen dat bijna de hele oogst geëxporteerd kan worden. Andere landen krijgen een laag quotum; Mexico bijvoorbeeld mag slechts de helft van zijn oogst exporteren.
Daarom exporteert Mexico tegen lage prijzen naar landen die niet bij de IKO zijn aangesloten, met name Oost-Europese landen. Als gevolg van een ruzie over de quota houdt de IKO in 1989 op te bestaan. Binnen enkele maanden is de koffieprijs de helft lager. Sindsdien is de koffieprijs erg instabiel. De schommelingen in prijs zorgen voor veel onzekerheid bij de koffieboeren. Zij moeten immers vaste kosten maken om de koffieaanplant te onderhouden. Zij hebben belang bij afspraken die zorgen voor stabiele prijzen. Koffieoogst in Vietnam Bijvoorbeeld door bij een goede oogst (en dus lage prijzen) een deel van de voorraden op te slaan en pas te verkopen als de prijs weer gaat stijgen. Vooral kleine boeren worden de dupe van instabiele prijzen. Zij hebben vaak geen opslagmogelijkheid en geen reservekapitaal en zijn volledig afhankelijk van wat de opkopers betalen voor hun koffie.