Maximale breedte 8,5 cm, meestal tot 5,5 cm. De carapax is roodbruin tot paarsbruin, met blauwige en rode vlekken; poten roodbruin met
donkerblauwe strepen. De carapax is plat, gekorreld en viltig behaard; voorz ijde met 7-10 kleine tandjes, de twee middelste duidelijk langer dan de overige. De antero-laterale boorden van het rugschild hebben 5 scherpe tanden. Het laatste potenpaar heeft spits toelopende peddels, waarvan de randen met lange haren zijn afgezoomd. Leeft op rotsbodems, in ondiepe kustwateren (tot 70 m diepte). Voorkomen/vangst: Oostelijke Atlantische Oceaan, van de Hebriden en de Duitse Bocht tot Noordwest-Afrika; zeldzaam in de Middellandse Zee.