Maximale lengte 2 van de kreeft, Noorse, langoustine (Nephrops norvegicus) 5 cm; de gemiddelde lengte verschilt van visgrond tot visgrond. Roze-oranje tot oranje van kleur, met donkere vlekken op de scharen en het abdomen; eieren van bleek- tot bijna zwart-olijfgroen (bij gekookte dieren feloranje tot felrood). De carapax heeft soms een viltig uiterlijk, meestal echter glad en met enkele overlangse rijen fijne stekeltjes. Het rostrum is lang en scherp; aan beide kanten met 3-4 tanden. Grote niervormige ogen.
Eerste pereopodenpaar met lange, slanke scharen, waarvan de geledingen in de lengte met rijen forse tanden bezet zijn. De scharen zijn verschillend van bouw, hoewel minder opvallend dan bij Homarus. Leeft op zuivere slibbodems, tot op een diepte van 800 m (meestal tussen 50 en 300 m) in een ondergronds gangensysteem dat met de scharen en de eerste pereopoden wordt uitgegraven.
In de tijd tussen het afzetten van de eieren en het uitkomen van de larven (van de late zomer of vroege herfst tot de late lente of vroege zomer van het jaar daarop) verbergen de vrouwelijke dieren zich in de gangen, waardoor ze aan bevissing ontsnappen. Voorkomen/vangst: Oostelijke Atlantische Oceaan, rond IJsland, van Noorwegen en de Faroer Eilanden tot Noordwest-Afrika; Middellandse Zee, met uitzondering van het oostelijke bekken; niet in de Oostzee en Zwarte Zee Het langoustineseizoen loopt van mei t.e.m. oktober.