Nootmuskaat is het schraapsel van de pit uit de vrucht van de muskaatboom (Myristica fragrans). Uit de zaad-mantel – het vlies van de noot – wordt foelie gemaakt. De muskaatboom kan zeker 15 m hoog wor-den. Het is een echte tropische boom, oorspronkelijk afkomstig uit de Molukken (Indone-sië) en later verspreid over geheel China. Tegen |het einde van de 11de eeuw werd nootmuskaat nog ‘karnon aromak-ticon’ genoemd. Marco Polo zag op zijn terugreis uit China (eind 13de eeuw) als eerste Europeaan de muskaatboom op het eiland Java.
De jaarproductie van een goede muskaatboom bedraagt ongeveer 200 noten. De peervormige vruchten, ter grootte van een abrikoos, zijn in de lengte in tweeën gedeeld door een gleuf. Zodra ze rijp zijn, breken ze langs deze gleuf open en komt het rode zaad tevoorschijn. Als de vrucht nog twee à drie dagen aan de boom blijft hangen valt het zaad vanzelf uit de vrucht. De muskaatboom is ook de leverancier van foelie. Foelie komt van het Latijnse woord folium: blad of vlies. Het slaat op het rode, netvormige vlies van de eerste nootbast.
Dit wordt in de zon gedroogd en soms tot poeder vermalen. Door het -rijpen verandert de rode kleur in okergeel en oranje. Lekker voor het kruiden van groenten, zoals bloemkool, sperziebonen of spruitjes. Daarnaast ook lekker in sauzen of aardappelpuree. Wordt een enkele keer nog gebruikt in sommige traditionele cocktails. Een verse muskaatnoot wordt daartoe boven het drankje fijngeraspt.