Maximale lengte 7,5 cm, meestal 3-5 cm. Kleur vuilwit tot bruin, vaak met zig-zagvormige bruinachtig tekentjes op de schelp; binnenzijde glad, wit, vaak ook oranjerood. Schelp langwerpig, tamelijk stevig, met radiale en vrij fijne concentrische ribbels die plaatselijk een kruispatroon vertonen. Duidelijke groeilijnen. Leeft in zandige tot slikkige bodems in de getijdenzone en in dieper water, ongeveer 5 cm onder het zand, en kan worden opgespoord door te letten op de ongeveer 2 cm van elkaar verwijderde sipho-gaatjes. Voorkomen/vangst: Atlantische Oceaan, van Engeland tot Senegal; Middellandse Zee. Algemeen. Wordt in gehele verspreidingsgebied gekweekt. Niet te verwarren met de sterk overeenkomstige soort (Ruditapes semidecussata). Plant zich slechts bij hoge watertemperaturen voor, zodat vermeerdering plaatsvindt in broedhuizen. Na een ‘kinderkamer’-fase in bassins in de open lucht, met doorstromend zeewater, wordt het broed (met een lengte van 3-8 mm) in de kwekerij uitgezet. De teelt geschiedt in vijvers waarin het zeewater regelmatig wordt ververst, of in de getijdenzone. De dieren worden in grote zakken van gaas of netwerk gehouden, hetgeen noodzakelijk is om roofvijanden (krabben en zeesterren) te weren. De oogst vindt plaats na ongeveer twee jaar bij een gemiddelde lengte van 3,5 tot 4,5 cm.
Home » Artikelen » Productinformatie » Schaal en Schelpdieren » Schaal en Schelpdieren soorten » SCHELP, TAPIJT-, PALOURDE (Venerupis decussata).