Tsjechië en Slowakije hoorden tot het begin van de 20ste eeuw bij het Habsburgse rijk en werden daardoor zowel door de Duitse als de Oostenrijkse keuken beïnvloed. In beide landen komen stevige gerechten op tafel, overwegend geserveerd met knedliky: knoedels gemaakt van bloem, eieren, gist en oud brood. De beroemdste vleesbereiding is de Prager ham, een rauwe gepekelde ham omhuld met een deegmantel, die soms wordt gevuld met slagroom en mierikswortel en als voorgerecht wordt geserveerd. Nog traditionele voorgerechten zijn komkommer- en aardappelsalade, gerookte zalm en ganzenlever met uien. Ceska bramborova, de nationale soep, is ook zo’n geweldenaar. Hij wordt gemaakt van aardappelen, wortelen en paddestoelen, pruimen en rozijnen. Vele gerechten worden gepaneerd, zowel vlees en vis als groenten, in bereidingen zoals gepaneerde bloemkool, gepaneerde kalfslapjes, gepaneerde gehaktballen met paprikasaus en gepaneerde karper, de meest gegeten vissoort. Klassieke vleesbereidingen zijn varkensg ebraad gekruid met komijnzaadjes en knoflook en rundgebraad met room en bosbessen vergezeld van kleine knoedeltjes. Tsjechisch en Slowaaks gebak hebben zelfs in Oostenrijk een goede reputatie. Zo zijn er zandkoekjes met notenvulling, zandtaartjes met room, soesjes met slagroom en vdolky, oliebollen uit Bohemen.