Maximale lengte 45 cm. Rug donkerblauwgroen; flanken zilver- tot bronskleurig, overgaand in een witte buik. Rug- en staartvin grijs of bruin; borst- buik- en anaalvin oranjerood. De eerste straal van de rugvin staat recht boven het begin van de buikvinnen (verschil met ruisvoorn). De bek is eindstandig. Paaitijd april tot juni. Alleseter die van het grootste belang is als prooidier voor andere dieren. Voorkomen/vangst: Van de Pyreneeën tot aan de Oeral en Syberië. In onze streken zeer algemeen. Veel ondersoorten in de voormalige Sovjetunie. Voorns (blank- en rietvoorn) worden als één ‘soort’ in de visserijstatistiek verwerkt
Home » Artikelen » Productinformatie » Vis » Vis soorten » VOORN, BLANK- (Rutilus rutilus).