Grote, roodoranje, vlezige wortels, waarvan de pit of kern doorgaans iets lichter van kleur is dan de schors. De kleur van de wortel is afhankelijk van erfelijke aanleg en groei-omstandigheden; in droge, warme zomers is ze beter (=dieper) dan in koele, natte zomers. Een goede, rode kleur gaat meestal samen met een hoog caroteengehalte.
Er wordt aangenomen dat de eerste wortels geteeld werden in Nederland en België in de 15e eeuw. Na diverse kruisingen ging de wortel twee eeuwen later op reis door Europa. In Nederland worden de bos- en winterpeen geteeld
Door kruising zijn, behalve bij ronde peen, de grenzen tussen de verschillende rassen vervaagd. Het is daardoor vaak moeilijk te zeggen tot welk type ze behoren. De peen wordt nu vooral ingedeeld naar grofheid:
- Fijne peen met een gewicht tussen 12 en 150 gram
- Middelgrove en grove peen
- B-peen met en gewicht van 50 tot 200 gram
- C-peen met een gewicht van 200 tot 400 gram
- D-peen met een gewicht van meer dan 400 gram
Sommige grove typen worden als voederwortelen voor het vee geteeld.
Oorsprong: Middellandse Zeegebied en Zuidwest-Azië. Rassen: Berlikummer, Flakkeese, Karotan.