ZEEVIJG (Microcosmus sulcatus).

Maximale lengte 20 cm. Kleur van de mantel citroengeel tot geelbruin; de openingen kunnen effen geelwit, geelwit met overlangse paarse strepen of donkerrood met heldere banden zijn. De mantel is dik en onregelmatig gerimpeld, meestal met plantaardige en dierlijke epibioten begroeid, waaronder de eigen kleuren schuilgaan. In- en uitstroomopening zijn duidelijk van elkaar gescheiden. Leeft vastzittend op rotsen van zeer ondiepe kustwateren tot op een diepte van 300 m. Voorkomen/vangst: Oostelijke Atlantische Oceaan, van ZuidPortugal tot Senegal; Middellandsezeekusten van Spanje tot Turkije en van Marokko tot Tunesië. ZOTSKAP (Glossus humanus, syn. Isocardia cor). Maximale lengte 10 cm, meestal 5-8 cm. Kleur juveniele vorm vuil-groengeel, volwassen exemplaren donker groenbruin; binnenzijde van de schelp wit. Bol van vorm, schelphelften gelijk. Het doublet is op doorsnede opvallend hartvormig. Schelp dik, echter licht van gewicht. Sculptuur van fijne concentrische en radiale lijnen. Vaak duidelijke groeiringen. De sterk omgebogen umbo doet haast aan een slakkenhuis denken. Lijkt wat het taaie periostracum betreft op de noorkromp. Leeft ingegraven in slikkige bodems in water dieper dan 10 m. Voorkomen/vangst: Atlantische Oceaan, van IJsland (vanaf 64°NB) tot Marokko; Noordzee, Middellandse Zee.