Arnhemse meisjes zijn een goed voorbeeld van zogenoemd ‘zoolgebak’. Bij heidense volken zoals de Germanen was het vroeger de gewoonte om de doden net voor de begrafenis te voorzien van een paar schoenen. Hiermee zou worden voorkomen dat de dode naar zijn of haar aardse woning terug zou keren. Bovendien zou met schoenen aan, de reis naar het hiernamaals gemakkelijker worden. Met de komst van de Romeinen maakten ook volken als de Germanen kennis met nieuwe baktechnieken. De offers die de Germanen aan hun goden brachten in de vorm van – onder andere – een brei van bonen, erwten of meel, werd vervangen door offerkoeken en offerbroden. Offers in natura die aan de overledene werden meegegeven, zoals in dit geval, schoenen, zouden vervangen zijn door nabootsingen in brood- of koekvorm.
Volgens de folklorist Nannings zijn Arnhemse meisjes maar ook krakelingen met als namen Arnhemse jongens en Magere Mannen van Amsterdam, voorbeelden zijn van oud- Germaanse offerkoeken.
Het was in 1829 dat bakker Hagdorn aan de wieg stond van het grote succes van wat wij nu nog kennen als de Arnhemse meisjes. Hagdorn had een bakkerij aan de Grote Oord in Arnhem, genaamd de firma van Zalinge. Altijd op zoek naar een nieuw product ontwikkelde hij een ovaal koekje. Het was gemaakt van gerezen gistdeeg, rijkelijk bestrooid met suiker en kwam knapperig en bros uit de oven . In het Snoepers leesboek, samengesteld door Jeanne Roos, zouden Arnhemse weduwen nog tot in de 19e eeuw een schoenzool meegeven in het graf van hun overleden echtgenoot. Het succes van het koekje was enorm. De firma Van Zalinge floreerde mede dankzij het Meisje. Zoon Everard Hagdorn volgde zijn vader in de bakkerij op en kon in 1907 het bedrijf overnemen.
Sindsien bakten opeenvolgende generaties Hagdorn naar het recept van overgrootvader uit 1829 op dezelfde plek Arnhemse Meisjes. Het koekje maakte niet alleen in Arnhem furore.
Arnhemse meisjes
Vele banketbakkers door heel Nederland voegden het koekje toe aan hun repertoire. Het werd in veel gevallen vaak een ander koekje: dikker, boller en niet gemaakt van gistdeeg, maar van bladerdeeg. Het Arnhemse Meisje is het handelsmerk van de Gelderse hoofdstad geworden. Het gemeentebestuur liet in 1980 door de Zutphense beeldhouwer Joop ter Riele een Arnhems Meisje als een bronzen relatiegeschenkje ontwerpen. Het werd niet een in brons gegoten koekje, maar een vrouwenfiguurtje. Het wordt nu jaarlijks uitgereikt aan diegenen die zich verdienstelijk hebben gemaakt aan de stad. Een levensgroot exemplaar van het beeld staat sinds 1993 in de wijk De Weerdjes in Arnhem.