In een aantal Aziatische landen gebruikt men stokjes voor het eten van voedsel. Maar, net zoals er in de Westerse wereld op verschillende wijze met mes en vork wordt omgegaan (vergelijk de Amerikaanse manier van eten maar eens met de Europese), zijn er ook verschillen in het Oosten.
Stokjes zijn handige instrumenten om voedsel mee op te pakken en naar de mond te brengen (als het goed is raken de stokjes de mond niet aan!), maar ermee snijden kun je niet. Daarom zijn de meeste ingrediënten in de ‘stokjeskeukens’ voorgesneden in hapklare brokken. Een mes heb je niet nodig. In de Chinese keuken worden (porseleinen) lepels op tafel gelegd om soep te eten, maar de Japanners eten zelfs hun soep met stokjes! Dat wil zeggen: de vaste ingrediënten worden met eetstokjes uit de soep gevist, de bouillon wordt uit de kom gedronken.
Verschillen tussen eetstokjes uit China en Japan
Stokjes worden waarschijnlijk al zo’n tweeduizend jaar gebruikt om mee te eten. Chinese eetstokjes zijn het oudst, Japanners namen de gewoonte om met stokjes te eten enkele eeuwen later over. Maar Japanse en Chinese eetstokjes zijn niet hetzelfde. Chinese eetstokjes zijn meestal van blank hout (bamboe). Ze zijn recht, met een stompe punt. Ze kunnen ook van been (ivoor), steen (jade) of metaal zijn gemaakt. Chinese eetstokjes zijn tamelijk lang. Iedereen pakt uit gemeenschappelijke schalen die midden op tafel staan, lange stokjes zijn dan handig. Bij het tafeldekken worden de stokjes rechts naast de kom of het bord gelegd (zoals ons mes). De eetstokjes zijn voor iedereen hetzelfde.
Japanse eetstokjes zijn van hout (vaak bamboe), meestal gelakt, en lopen spits toe. Soms zijn de uiteinden wat geribbeld, waardoor het makkelijker is voedsel op te pakken. De stokjes variëren in lengte. Kinderen hebben de kortste stokjes, mannen de langste. Vrouwen eten soms met iets minder lange stokjes. Omdat het voedsel in individuele kommetjes en schaaltjes wordt opgediend zijn de Japanse eetstokjes minder lang dan de Chinese. Bij het tafeldekken worden Japanse stokjes dwars vóór de kom(men) gelegd, met de puntige uiteinde naar links. Iedereen heeft eigen eetstokjes, die ook allemaal verschillend kunnen zijn. (In restaurants is dit uiteraard niet het geval). Dan heb je ook nog Koreaanse eetstokjes. Deze zijn van metaal, en van alle stokjes het moeilijkst te hanteren.
Verklaring bij de foto van de eetstokjes
1 – Kookstokjes;
2 – Japanse houten mannen- en vrouwenstokjes met prachtige houtnerf
3 – Drie paar gedecoreerde Japanse stokjes
4 – Chinese eetstokjes: de acht onsterfelijken
5 – Lange Chinese eetstokjes met geluksspreuk erop
6 – Twee paar stokjes voor beginners.
Hoe gebruik je eetstokjes?
Als je de stokjes oppakt om te gaan eten doe je dat in drie fasen. Eerst pak je de stokjes met de rechterhand op bij het uiteinde waarmee niet gegeten wordt. Dan pak je ze bij het spitse uiteinde over met de linkerhand, daarna pak je de stokjes in je rechterhand in de eetstand. Die eetstand is: het onderste stokje tussen duim en hand, het uiteinde wordt door de ringvinger op de plaats gehouden. Dit onderste stokje beweegt niet. Het bovenste stokje moet wel kunnen bewegen: het balanceert op de duim, en wordt met middel- en/of wijsvinger op en neer bewogen. Het lijkt ingewikkeld, routine komt met ervaring. Netjes met mes en vork eten heb je als kind ook niet in één dag geleerd. Eten met stokjes is niet moeilijk, maar je moet wel oefenen. Je kunt natuurlijk tijdens de maaltijd oefenen, maar als je beslagen ten ijs wilt komen is dit een goede oefening: Doe een handje vol pinda’s of erwten in een kommetje, en verplaats die één voor één naar een ander kommetje. Voor jonge kinderen of mensen met een gewrichtsaandoening zijn er de zogenaamde rookiestix. Deze stokjes zijn aan elkaar bevestigd, zodat je ze als knijper kunt gebruiken (Nummer 6 op de foto hierboven).
Tafelmanieren
Het eten met stokjes is net als het eten met mes en vork aan regels gebonden. Het is onbeleefd om met je stokjes in het eten te prikken of voedsel aan je stokje te spiezen. Je mag niet wijzen of gebaren met stokjes in de hand. Je mag niet op de stokjes bijten of eraan likken. Je mag er niet mee snijden. Je mag geen voedsel met je eetstokjes aan iemand anders aanbieden. Je mag niet met je stokjes boven de kommen met eten aarzelend zweven. Pak geen kom op met de hand die de stokjes vasthoudt. Als je de stokjes niet gebruikt leg je ze niet in je kom, maar ervoor (Japans, Koreaans) of ernaast (Chinees) op je stokjeslegger. Stokjesleggers zijn er pas sinds de tweede helft van de twintigste eeuw, voor die tijd liet men de stokjes rusten op de rand van een kom of schaal. Er is een belangrijk verschil in tafelmanieren wat betreft het eten van rijst tussen enerzijds China en Japan en anderzijds Korea: Chinezen en Japanners pakken de rijstkom met één hand (de linker) op, en werken de rijst met stokjes naar binnen. Koreanen vinden dit uiterst onbeleefd: de metalen rijstkom moet altijd op tafel blijven staan, de rijst wordt met een lepel gegeten.
Stokjesleggers (hashi-oki)
Stokjesleggers maken pas sinds de jaren zestig van de vorige eeuw een onderdeel van de Japanse gedekte tafel, en dan nog vooral in restaurants en op formeel gedekte tafels (net zoals op de Westerse tafel de messenlegger niet overal en altijd op de gedekte tafel staat). Voor die tijd werden de stokjes in langwerpige doosjes op tafel gezet. De eter haalde de stokjes uit hun doosje, aan het eind van de maaltijd werden ze weer teruggelegd. Hashioki kunnen van allerlei materiaal gemaakt zijn, porseleinn, aardewerk, hout, bamboe of gewoon papier, al dan niet in mooie origami-vorm. Ze zijn vaak figuratief: er worden vooral dieren (vooral waterdieren), eetbare planten of boomblaadjes op afgebeeld.
De acht onsterfelijken
Op de foto bovenaan deze pagina staat een serie Chinese eetstokjes die De Acht Onsterfelijken heten. Deze stokjes zijn te vergelijken met onze apostellepeltjes. Van iedere onsterfelijke is er één paar stokjes. De acht onsterfelijken horen thuis in het Taoïsme. Hieronder staat heel in het kort de iconografie van ieder van de acht onsterfelijken (vlnr). De eerste spelling van de namen is de standaardtransscriptie in pinyin, de spelling tussen haakjes is zoals die in het boek De tuin der goden (deel II) uit 1947 staat. De Onsterfelijken staan hierin uitgebreid beschreven.
- Zhang Guo Lau (Tsjang Kwo-lau) – Zit achterstevoren op een ezel, heeft phoenixveer in de hand, bamboe drum met ijzeren stokjes, of perzik der onsterfelijkeheid. Leefde in 7de of 8ste eeuw. Een kluizenaar, patroon van oude mannen.
- Lan Caihe (Lan Ts’ai-hwo) – Mand met onsterfelijkheidsperziken of bloemen. Hermafrodiet, straatmuzikant, patroon van bloemisten.
- Li Tieguai (Li T’iè-kwai) – Kreupel, ijzeren been en kalebas met wonderkruiden, patroon van zieken.
- Lü Dongbin (Lu Toeng-pin) – Met toverzwaard en vliegenkwast in de vorm van een paardestaart. Een geleerde (leefde 755-805 AD), en patroon van kappers.
- Han Xiang Zi (Han Sjiang-tze) – Bespeelt fluit of castagnetten. Corpulent, met blote buik. Neef van beroemde schrijver Han Yu (768-824), helderziend, patroon van musici.
- Han Zhongli (Han Tsjoeng-li) – Veren waaier of perzik der onsterfelijkheid. Een generaal.
- He Hiangu (Ho Sjèn-koe) – De enige vrouw in het gezelschap. Toverlotusbloem of perzik, soms met fluit of drinkt wijn. Leefde waarschijnlijk in de 7de eeuw.
- Cao Guojiu (Ts’au Kwo-tsjioe) – Houdt handen eerbiedig voor de borst, heeft daarin een smal langwerpig plankje dat ambtenaren hadden als ze ter audiëntie gingen. Oudste broer van keizerin Jen-tsoeng (1023-1064), kluizenaar, patroon van acteurs.
Het historisch kader loopt van eind zevende tot in de elfde eeuw. De legende kreeg definitieve vorm rond 1200 nC.
Tekst en fotos http://www.coquinaria.nl