Maximale lengte tot ca. 3 m, meestal 1,5-2 m. Gekleurde zijde groenbruin tot zwart, onderzijde helder wit. Langgerekt, dik en vlezig lichaam. Zeer grote bek met veel tanden in beide kaken. Onderkaak steekt naar voren uit. Staartvin vrijwel recht. Bodemvis van 50-2000 m diepte, die echter ook voor lange tijd de bodem verlaat en vrij zwemt. Vis van de volle zee. Voedt zich in hoofdzaak met vis. Paait tussen december en april op een diepte van 300-1000 m (bij 5-7°C). De vis geldt als een smakelijke soort die zowel rauw, gekookt als gebakken gegeten wordt.
De Heilbot is er ook in gekweekte variant. Veel soorten worden hedendaags gekweekt en daar is op zich niets mis mee. Sterker nog, omdat de wilde populatie sterk wordt bevist is deze variant een goed alternatief. Voor de kweek wordt hoofdzakelijk de Atlantisch heilbot gebruikt en zijn het de Noren die vergevorderd zijn met het kweken van deze vis. De gekweekte variant is beduidend vetter dan de wilde heilbot. De bovenzijde van de vis is vaak donkergroen gekleurd. |
Voorkomen/vangst:
Oostelijke Atlantische Oceaan, van Spitsbergen en Barentszzee tot de Golf van Biskaje; westelijke Atlantische Oceaan, van Groenland tot Cape Cod.