Maximale lengte 19 cm, meestal 8-10 cm. Kleur bovenste schelp oranje, rood tot bruingevlekt of gestreept; onderste soms roomwit, bij de umbo rood. Beide schelpen zijn bol. Duidelijk uitstekende ‘oortjes’. De bovenste schelp heeft 19-22 radiale, ronde ribben. Is in het eerste levensjaar met byssusdraden vastgehecht aan stenen en schelpen; leeft later vrij op diepten van 200 m. Deze kleine tweekleppige, ook wel kammossel genoemd. Ze worden geslachtsrijp bij een lengte van ongeveer 30 mm. De minimum aanlandingsmaat is vastgelegd op 40 mm.
In het Engels Kanaal wordt deze soort voornamelijk in de zomer gevangen. Meer dan 60% van de aanvoer vindt plaats in dit seizoen. In de baai van de Seine, waar de soort maar in beperkte mate meer bevist wordt, vertonen de dichtheden een stijgende trend.
Voorkomen/vangst: Atlantische Oceaan en Noordzee; Middellandse Zee.