Peper is afkomstig van de struik Pipernigrum, die inheems is in Zuidoost- Azië en door westerlingen voor het eerst aangetroffen zou zijn aan de Voor-Indische Malabarkust. Hiervandaan werd het overgebracht naar voormalig Nederlands-Indië en vervolgens begin 1900 geïntroduceerd op Madagaskar en in Brazilië. De kleine, ronde bessen werden in gedroogde vorm door de Grieken (via Egypte) naar Europa gebracht. In de Middeleeuwen werden belastingen en rentes vaak betaald in peper. Zo eiste de koning der Goten tijdens het beleg van Rome van de stad een bepaalde hoeveelheid goud, zilver en peper. Aan die tijd herinnert ook het begrip peperduur: zo duur als peper.
Zwarte en witte peperkorrels komen van dezelfde plant. Zwarte peper wordt, evenals groene peper, ongeveer negen maanden na de bloei geoogst. De onrijpe bes wordt vervolgens gefermenteerd en gedroogd en kleurt daarbij zwart. Voor witte peper worden de rijpe rode bessen gebruikt. Ze worden in zakken genaaid (of in manden gedaan) en ruim een week in stromend water gelegd. De week geworden vruchten worden vervolgens ge-stampt, waarbij de schil afvalt. De van hun schil ontdane (witte) peper-bessen worden in de zon gedroogd en daardoor nog valer van kleur.
Een volwassen peperplant levert ongeveer 3 kg gedroogde bessen, goed voor een kleine vijftigduizend peperkorrels. Peper wordt gebruikt door diverse gerechten voor een pittige smaakbeleving en als een pittige smaakmaker voor op tafel.