Vetten bestaan uit glycerol en meestal 3 vetzuren. Dat geldt voor al het dierlijk en plantaardig vet. Vetten kunnen worden gesplitst in glycerol en de losse vetzuren. Deze worden gezuiverd en hieruit kunnen allerlei synthetische vetten en vetachtige stoffen gemaakt worden. Deze fungeren vaak als emulgator, waardoor het mogelijk is om vetten met water te mengen. In het lichaam worden deze stoffen afgebroken en verwerkt als gewoon vet.
Probleem is de oorsprong van de vetzuren. Deze is niet te achterhalen in het eindproduct. Zowel dierlijke als plantaardige vetten zijn chemisch 100% identiek. De producent maakt de vetzuren meestal uit het goedkoopste vet. Dit zal in vrijwel alle gevallen plantaardig vet zijn, echter het gebruik van dierlijk vet is niet uitgesloten. En dat kan runder of varkensvet zijn. Als consument is het onmogelijk om vast te stellen wat de oorsprong van de vetten is. Overigens kan vaak de producent het ook niet vertellen, en met chemische analyses is het evenmin aan te tonen. Alleen de grondstofleverancier kan het vertellen, maar deze is voor de consument meestal niet te achterhalen. Om zeker te zijn dienen alle genoemde additieven niet gebruikt te worden. Dit is de stelregel voor veganisten. Voor vegetariers en moslims ligt het moeilijker. De meeste vegetariers gaan ervan uit dat de oorsprong plantaardig is (wat ook in verreweg het grootste deel van de producten het geval zal zijn) en dat je bij een Nederlands dieet minder dan 1 gram/dag van dit sort stoffen binnen zal krijgen. De dierlijke bijdrage is dan ook nihil en vele vegetariers eten deze producten dus wel. Voor moslims en joden is het nog complexer, want al is een klein deel dierlijk, of dat weer van onreine dieren afkomstig is, is nog weer veel moeilijker vast te stellen.
