Maximale lengte 1,8 m, meestal tot 1 m. Met een gewicht van 30 tot wel 40 kg. Dergelijke grote/zware exemplaren zijn echter minder geschikt voor consumptie. Bovenzijde roodbruin tot groen grijs met donkere vlekken, onderzijde vuilwit, donkere randen langs borst- en buikvinnen en anaalvin. De voorste rugvinstralen zonder membraan. De eerste met aan het uiteinde een vlezig aanhangsel. Dit aanhangsel fungeert als lokker van prooi en kan voor de geopende bek heen en weer worden bewogen. Voedt zich voornamelijk met vis (haring, wijting, zandspiering e.d.), soms zelfs met zeevogels. Let op! De kop van de zeeduivel weegt bijna 60% van het totaalgewicht van de vis. De wangen van de zeeduivel zijn wel erg lekker. Andere benamingen: hozemond, roggenvreter, lotte.
Seizoen: Zeeduivel is op z’n best van juni tot maart.
Engelse benaming: Monkfish
Voorkomen/vangst: Oostelijke Atlantische Oceaan, van Noorwegen tot de Straat van Gibraltar; Middellandse en Zwarte Zee. Hij komt ook voor in de Noordzee. Hij zwemt het liefst in diepere wateren (tot 600 m). Er komt in het verspreidingsgebied een tweede soort zeeduivel voor, L. budegassa. Het verschil schuilt in de kleur van het buikvlies, zwart in plaats van wit. Bovendien wordt de L. budegassa maximaal slechts 35 cm.
De lever van de zeeduivel verdwijnt doorgaans in de afvalbak. Ten onrechte, vindt Ben van Geelen, chefkok van restaurant Anna in Amsterdam. Hij maakt er in een handomdraai een heerliik gerecht mee.