Een Amsterdamse ui is een gewone consumptie ui die direct na de oogst handmatig wordt geschild en daarna wordt ingelegd in zoet zuur (azijn en specerijen). De Amsterdamse ui is absoluut geen zilveruitje maar een hand geschilde ui. Vroeger werden deze uien door de familie Kesbeke zelf geschild. Toen het product later groeide, nam Camiel Kesbeke een schilwijk. Hij bracht de ongeschilde uien rond bij de (meestal) vrouwen thuis en nam de geschoonde uien weer mee terug tegen betaling. Na verloop van tijd wilden de Amsterdamse vrouwen de uien niet meer schillen en verplaatste het werk naar Zeeland.
Toen ook daar de vrouwen het niet meer wilden doen, werd het schillen ondergebracht in Polen. Maar ook daar werd het steeds moeilijker. Dit leidde ertoe dat er een tijd lang geen uitjes beschikbaar waren. Echter na 2 jaar hebben ze weer een schiller gevonden en konden ze weer hun specialiteit maken. Het nadeel van de grondstof is dat het erg arbeidsintensief is. Hierdoor is het een kostbaar product geworden. Als alternatief is men begonnen met het inmaken van grote zilveruien op gele azijn.
Dit is een heel ander product. De zilverui is namelijk een andere soort ui die uit dunne vliesjes bestaat. De ‘gewone’ ui is een dikwandige ui die opgebouwd is uit rokken (ringen). De gele kleur heeft de ui te danken aan de kurkuma die vroeger werd gebruikt in de opgiet van de uitjes.
Deze oude traditie werd veelal in de Amsterdamse Jordaan, door Joodse mensen bedreven. Dit tafelzuur werd vaak aan de kar in de Amsterdamse buurten verkocht. De traditie ontstond in de Jodenbuurt waar veel Joden in grote armoede leefden. Door het inleggen in zuur kon men de houdbaarheid van allerlei soorten groenten verlengen.
Ingrediënten:
uien, water, azijn, zout, antioxidant: sulfiet (Sulfiet), natuurlijke aroma’s (mosterd), zoetstof: sacharine, kleurstof: riboflavine (vitamine B).