Limburg is een provincie die is rijk aan tradities. Zo gaat de geschiedenis van de Limburgse vlaai terug tot het tijdperk van de Germanen. Zij zouden hun brood gebakken hebben door deeg op een in het vuur verhitte steen te leggen. Het baksel werd met honing of vruchtensap overgoten om het smakelijker de maken: de oervlaai ofwel vlade was geboren. In de Duitse historie vinden we de vlaai terug als offerbrood, gebakken in kloosters. De vlade werd bereid in het Vladehuis. Op eerste Paasdag werden de vlaaien door de priester gewijd. Vlaai werd ook in Limburg niet iedere week gebakken, maar alleen bij feestelijke gelegenheden zoals verjaardagen, kermis en bruiloften.
Kermis was er meestal twee maal per jaar. Na de mis, de processie en een goede maaltijd dronk men rond vier uur koffie met vlaai. Die vlaaien werden gebakken in het ‘bakkes’ of ‘bakhoes’, een gemetselde oven die los stond van de woning en met takkenbossen, sjans genoemd, werd gestookt. Dit was een arbeidsintensief karwei. Tegenwoordig ziet men nog bij verschillende vakwerkhuizen in Epen, Eperheide en Schweiberg een ‘bakkes’ staan. Het deeg werd met de handen gekneed in grote houten troggen. Dan was de vulling aan de beurt: de kersen moesten ontpit worden, de vruchten moesten binden, de rijst moest worden gekookt en men moest pudding bereiden voor de puddingvlaai. Als het deeg was gerezen, werden de vlaaien uitgerold.
Traditie en vakmanschap
De vlaaivormen, zwarte plaatstalen vormen met een doorsnede van 28 of 30 cm, werden met raapolie ingevet en dan met deeg bekleed. Nadat ze allemaal gerezen waren, werden ze gebakken in de bakkes. Als ze gaar waren, werden de vlaaien op een rij gezet om af te koelen en daarna opgeslagen in de kelder. Op zondag kwamen ze op tafel, werden met poedersuiker bestrooid en in acht stukken verdeeld. Eerst de fruitvlaaien dan de rijste- en botervlaaien en als laatste werden de laddertjesvlaaien verorberd. Later werd het bakken uitbesteed aan de bakker. Die zorgde ervoor dat deze traditie niet verloren is gegaan. Ook nu nog is het bakken van vlaaien een typische specialiteit, verankerd in het echte vakmanschap.
Eigen stijl
Iedere bakker bakt de vlaai op een andere manier. Duidelijke verschillen zitten bijvoorbeeld tussen een Limburgse rijstevlaai en een Luikse rijstevlaai. De Luikse hebben een meer goudachtige glans, ze zijn iets kleiner, er wordt eidooier in de vulling verwerkt en ze zijn iets zoeter van smaak. De Limburgse zijn veelal groter en hoger en hebben een lichtere kleurvulling.
Vlaai eten is een typisch Limburgse traditie. Tijdens verjaardagen of feesten ontbreekt nooit vlaai bij de meest Heuvellandse gezinnen. 6 tot 10 vlaaien tijdens een verjaardag in de grotere gezinnen zijn geen uitzondering en worden er 3 á 4 verschillende stukken per man verorberd. Het snijden van de vlaai gaat ook op z’ n Limburgs. We snijden gewoon 6 of 8 punten en niet zoals de vele ‘Hollanders’ in 10, 12 of zelfs 14 puntjes.
Het Limburgse dialect heeft natuurlijk veel verschillende woorden voor verschillende soorten vlaaien. Als een Limburger bij de bakker staat dan kan zijn bestelling als volgt klinken: ‘Twee kruasjele, eine rieste, drie keejsje en eine greumele mit pudding.’ In het ABN betekent dit: twee kruisbessenvlaaien, een rijstevlaai, drie kersenvlaaien en een kruimelpuddingvlaai.
Elk jaar wordt op 25 oktober de nationale dag van de vlaai gevierd.
Tekst: Bakkerij Franssen te Epe.