Kruidachtige bladgroente, die voornamelijk in het winterhalfjaar wordt geteeld en aangeboden. Afhankelijk van de teeltwijze onderscheidt men het fijne tere ‘broeivet’(jonge veldsla) en de grovere ‘ezelsoren’: flinke bladrozetten met stevig, langwerpig en meestal grijsgroen blad. Oorsprong: Europa. Rassen: Grote Noordhollandse, Valgros, Volhart, Verte de Cambrai, Verte d’Etampes, Italiaanse veldsla of Régence.
Zoekresultaten voor: bladgroente
TUINMELDE (Atriplex hortenis).
Snelgroeiende, eenjarige bladgroente met gele, groene, rode of bonte bladeren, die aan de onderzijde bedekt zijn met een poederachtige stof. Het jonge blad wordt bij de grond afgesneden; het oudere wordt geplukt. Oorsprong: Zuidoost-Europa, Kaukasus, Centraal Azië. Rassen: Gele melde, Groene melde, Rode melde, Bonte melde.
SNIJBIETBLAD (Beta vulgaris).
Groene of rode bladgroente waarvan het jonge blad kort boven de grond wordt afgesneden. De stoppel loopt uit, zodat na twee à drie weken opnieuw kan worden geoogst. Oorsprong: Middelandse-Zeegebied, Klein-Azië. Rassen: Gewone Groene, Lucullus, Rhubarb Chard.
RUCOLA, NOTENSLA (Eruca vesicaria, ssp. Sativa; syn. E. sativa).
Fijne bladgroente met een pittige smaak, die in jonge toestand wordt geoogst. Oud blad wordt bitter en taai. Oorsprong: Middellandse Zeegebied.
RAAPSTEEL (Brassica campestris spp.).
Jonge bladgroente; voor teelt worden verschillende, snelgroeiende rassen van de soort gebruikt. Afhankelijk van het type wordt de hele plant geoogst en, in bosjes gebonden, verkocht of het bij de grond afgesneden, losse blad. Oosprong: MiddellandseZeegebied, West-Azië. Rassen: Gewone Groene, Gele Malse, Namenia.
POSTELEIN, ZOMERPOSTELEIN (Porstulaca oleracea, ssp. sativa).
Snelgroeiende vrij onbekende bladgroente met vlezige, roodachtige stengels en groene of geelachtige blaadjes. De stengels moeten stevig zijn en een doorsnee hebben van ongeveer 2 mm. Oorsprong: Van Griekenland tot het westen van de Himalaya. Rassen: Gewone Groene, Gele. Tegenwoordig is het over vrijwel de hele wereld verspreid: het wordt geteeld in delen van Zuid-Amerika, […]
KROPSLA (Lactuca sativa, var. capitata).
Bladgroente waarvan bij het kasproduct alle bladeren gegeten kunnen worden. Bij vollegronds producten de buitenste bladeren verwijderen. De plant vormt een min of meer gesloten krop, die licht- tot donkergroen van kleur kan zijn, soms met rode delen of randen (afhankelijk van het ras). Oorsprong: Italië, Frankrijk, Spanje, Engeland, en de Benelux-landen. Van mei tot juni […]
KANKOENG DAGOEBLAD, WATERSPINAZIE (Ipomoea aquatica).
Bladgroente met langwerpige, vrij smalle bladeren en holle, sappige en nagenoeg rolronde stengels. Het zgn. ‘Chinese type’ heeft lange, dunne stengels met lancetvormige bladeren. Oorsprong: Vermoedelijk Oost-Azië.
HERTSHOORNWEEGBREE (Plantago coronopus).
Fijne bladgroente met, in jonge toestand, mals, langwerpig en grasachtig blad. Later wordt het blad sterk ingesneden en is het taai en vezelig. Oorsprong: kustgebieden in Midden- en Zuid-Europa.
BARBARAKRUID, WINTERKERS (Barbarea vulgaris).
Jonge bladgroente met een vrij zachte smaak.
ANDIJVIE (heelbladig en gekruldbladig) (Cichorium endivia).
Andijvie. Een snel groeiende plant, die een brede, platte rozet van bladeren vormt. Het geheel bestaat uit een min of meer gevulde krop, die van onderen goed is gesloten en in het hart bleekgroen tot geel van kleur is. Naar de vorm van het blad is er een onderscheid in heelbladige en gekruldbladige rassen (krulandijvie […]