Mantellengte 10-16 cm. Kleur rossig tot roze, rugzijde donkerder. Mantel lang en slank. De slank-ruitvormige rugvinnen laten de achterste, lange punt van het lichaam vrij. De achterrand van de vinnen is hol. Staartpunt en vinnen samen beslaan 66% (mannetjes) tot 72% (vrouwtjes) van de mantellengte. Leeft boven het continentale plat op diepten tussen 20 en […]
INKTVIS, PIJL- (Illex coindettii).
Mantellengte tot 26 cm. Kleur roodachtig tot roodbruin; rugzijde lichter. Vrij lang en slank. De mantel heeft zijn grootste breedte aan de voorzijde. De hoek van de vinnen is relatief groot: ca.50°. Grote kop met zeer lange armen. Soorten van het geslacht Illex hebben 8 rijen kleine zuignappen op de knotsen van de tentakels. Leeft […]
INKTVIS, PIJL- (Todarodes sagittatus sagittatus).
Mantellengte maximaal 100 cm (komt overeen met 15 kg), meestal 30-75 cm. Kleur bruin, rugzijde het donkerst. De tentakels zijn niet intrekbaar en hebben lange smalle knotsen die ongeveer driekwart van de armen beslaan. De zuignappen op de knotsen staan in vier rijen. Leeft pelagisch, vooral in de volle oceaan, tot op een diepte van […]
INKTVIS, ROSS-DWERG- (Rossia macrosoma).
Mantellengte tot 9 cm. Kleur roodachtig geelbruin. Lichaam breed en kort. De zuignappen op de knotsen van de tentakels zijn ongelijk van grootte en staan in 8 rijen. Kop duidelijk van de romp te onderscheiden. Rugschild staafvormig met twee smalle plaatjes aan de achterzijde. Leeft bij de bodem op diepten van 30 tot 600 m. […]
INKTVIS, SIERLIJKE (Sepia elegans).
Mantellengte aan de rugzijde tot 10 cm, lengte inclusief de armen tot 20 cm. Zeer variabel van kleur. Verschillen met de zeekat zijn de relatief langere en dunnere armen en het feit dat er drie duidelijk grotere zuignappen tussen de overige op de tentakelknotsen staan. Ook te onderscheiden aan een spitse punt aan het rugschild. […]
Inktzak
Peervormig zakje donkere vloeistof bij de lever van de meeste inktvisachtigen. De ‘inkt’ wordt uitgespoten tijdens de vlucht en doet dan dienst als ‘rookgordijn’; het is een uitstekende kleurstof (sepia).
JAKOBSMANTEL
Zie sint-jakobsschelp.
KAMSCHELP
Zie schelp, kam-.
Kiel
Bij schaaldieren de benaming voor een meestal overlangse, richelvormige verhevenheid op carapax of abdomen. Afhankelijk van de positie op het lichaam spreekt men van een ‘postrostrale’ kiel (in het verlengde van het rostrum), een ‘abdominale’ kiel (op het abdomen), een ‘mediane’ kiel (midden op de carapax of abdomen) enz.
KLAPKONT
Zie gaper-, strand.
KOKHAAN
Zie schelp, hart-.
KOKKEL
Zie ook schelp, hart-