Maximale lengte 5 cm, meestal 2-3 cm. Kleur als de ‘gewone’ kokkel. Schelp met 22-28 radiale ribben; bros. Breder dan de ‘gewone’ kokkel, aan de achterzijde iets gerekt. Aan de binnenzijde lopen de radiale ribben door tot aan de umbo, dit in tegenstelling tot bij de ‘gewone’ kokkel. Leeft in brak water en in water […]
KOKKEL, KLEINE (Parvicardium mini mum).
Maximale lengte niet meer dan 1,5 cm. Kleur vuilwit. Schelp broos met 28-32 radiale ribben met daarop tot 40, soms dubbele, spitse stekeltjes die het oppervlak ruw doen aanvoelen. Leeft in alle typen bodems, van stenig tot modderig, op diepten tussen 10 en 160 m. Voorkomen/vangst: Atlantische Oceaan, van IJsland tot Marokko; Middellandse Zee.
KOKKEL, KLEINE (Pavicardium papillosum).
Maximale lengte tot 1,5 cm. Kleur vuilwit tot geel, soms roodbruin. Schelp plomp met 24-27 radiale ribben waarop stompe knobbels. Rand gegolfd. Voorkomen/vangst: Atlantische Oceaan, ten zuiden van Engeland; Middellandse Zee.
KOKKELS ZOUTWATER
Kokkels leven in het intergetijdengebied (Dat bekend bij vloed dat het gebied onder water staat, en bij EP het gebied droogstaat.) ze leven in waterdiepte van ongeveer 15 meter. Kokkels komen het meest voor in zand dat niet te fijn of te modderig is, in gebieden met een matige stroming. Ze leven dicht onder de […]
KONINGSLANGOEST
Zie langoest, konings-.
KRAAK
Zie Octopus.
KRAB, BLAUWE ZWEM- (Callinectes sapidus).
Maximale breedte 21 cm, meestal 10-16 cm. Kleur grijs-, blauw- of bruingroen, met schaduwvlekken op het rugschild; onderzijde wit; poten blauw en wit, soms met sporen rood; mannelijke dieren bezitten blauwe scharen met rode punten; geslachtsrijpe vrouwelijke dieren oranje scharen met paarse punten. De carapax is zeer breed, ongeveer dubbel zo breed als lang, en […]
KRAB, BLAUWPOOTZWEM- (Liocarcinus depurator, syn. Portunus depurator, syn. Macropipus depurator).
Maximale breedte 5,5 cm, meestal 3-5 cm. Kleur bruin tot bruinrood met gele haren; peddels opvallend blauw. De carapax is relatief plat, met een ruw oppervlak; voorzijde bezet met 3 mediane tanden, die driehoekig van vorm zijn en vrij scherp; aan weerszijden 5 anterolaterale tanden. Het laatse potenpaar bezit goed ontwikkelde, spits toelopende peddels. Alleen […]
KRAB, BREEDPOOT- (Portumnus latipes).
Maximale breedte 2,5 cm meestal tot 2 cm. Kleur kastanjebruin, wit gemarmerd soms met een witte vlek op de voorste helft van het rugschild. De carapax is, anders dan bij de andere zwemkrabben, even lang als breed en achteraan aanzienlijk smaller dan vooraan. De voorzijde van het rugschild met 3 ongelijke mediane tanden en aan weerszijden […]
KRAB, DIEPWATER-SPRING- (Munida rugosa, syn. M bamffia).
Maximale lengte 20 cm. Overwegend rozerood van kleur. De carapax heeft talrijke opvallende dwarsgroeven. Het rostrum is lang en naaldvormig, aan weerszijden geflankeerd door een scherpe stekel. Opvallend lange en slanke scharen, minstens tweemaal zo lang als het dier zelf, met rechte geledingen. De laatste pereopoden zijn sterk gereduceerd. Het abdomen is breed en gedrongen. […]
KRAB, EUROPESE SPIN-, GEWONE SPIN- (Maia squinado).
Maximale breedte 18 cm, meestal tot 10 cm. Geelbruin tot roodbruin van kleur. De carapax is sterk gewelfd en nagenoeg rond, slechts weinig langer dan breed. Het rostrum bestaat uit twee forse, heel licht naar buiten gerichte tanden. De antero-laterale boorden van de carapax vertonen 5 duidelijke tanden. Het rugschild is bedekt met talrijke scherpe […]
KRAB, FLUWELEN ZWEM- (Liocarcinus puber, syn. Portunus puber, syn. Macropipus puber).
Maximale breedte 8,5 cm, meestal tot 5,5 cm. De carapax is roodbruin tot paarsbruin, met blauwige en rode vlekken; poten roodbruin met donkerblauwe strepen. De carapax is plat, gekorreld en viltig behaard; voorz ijde met 7-10 kleine tandjes, de twee middelste duidelijk langer dan de overige. De antero-laterale boorden van het rugschild hebben 5 scherpe […]