Kleine, dofblauwe bessen met dieppaars vruchtvlees en sap van dezelfde kleur. De smaak is zoet en zeer aan-genaam. De bessen groeien onder de bladeren, waardoor het plukken een tijdrovende bezigheid is. Oorsprong: Noord-Europa en Noord-Azië.
Fruit
Nog steeds ‘verdwijnen’ er bepaalde fruitsoorten en komen er nieuwe rassen of kruisingsproducten bij. De zogenoemde veredeling, eigenlijk een manipulatie van de natuur, werd al vóór onze jaartelling toegepast. De huidige wetenschap kan zorgen voor een nog hogere opbrengst, een nog grotere resistentie tegen ziekten en een nog gemakkelijker oogstbaarheid. De kunst is om dit niet gepaard te laten gaan met een minder fraai uiterlijk, minder smaak en een korte houdbaarheid. Andere vervoersmogelijkheden en verbeterde koeltechnieken zorgen ervoor dat bepaalde vruchten het gehele jaar door verkrijgbaar zijn, ook buiten het natuurlijke oogstseizoen. Soms wordt de bloei- en vruchtvorming kunstmatig uitgesteld, een van de redenen waarom ook de aardbei tegenwoordig in elk seizoen verkrijgbaar is. Hieronder volgt een lange lijst eetbare vruchten, gewone en exotische.
BOYSENBES (Rubus ursinus cv. Boysen).
Donkerrode tot zwarte vruchten in de vorm van een framboos maar aanzienlijk langer. De smaak is zeer karakteristiek en niet vergelijkbaar met een van de vruchten die het stuifmeel leverden waaruit de boysenbes in de jaren twintig werd gewonnen: braam, aardbei, framboos, loganbes en de in Europa niet bekende dewberry. De bes is zeer sappig. Oorsprong: […]
BRAAM (Rubus fruticosus).
Een verzameling deelvruchtjes (‘zamelvrucht’) rondom een zuilvormig verheven bloembodem. De zamelvruchten van de gekweekte bramenrassen zijn tot 3 cm in doorsnee; ze zijn zoeter en aromatischer dan de bramen die in Europa in het wild voorkomen. Met de Europese wilde braam zijn ze dan ook slechts in de verte verwant; praktisch alle gekweekte rassen zijn […]
BRAAM, ANDES- (Rubus glaucus).
Donkerrode tot zwarte zamelvrucht, 3 tot 4 cm lang en met een bijzonder fijne smaak: friszoet met een sterk aroma. Bouw en uiterlijk komen overeen met die van de Europese wilde braam; de vrucht is echter duidelijk groter. Oorsprong: Colombia.
BROODVRUCHT (Artocarpus altilis, syn. A. communis).
Grote, 20 tot 35 cm grote en 1 tot 4 kg zware, ronde vrucht, groenachtig-bruin van kleur en bezet met kleine stompe stekels.Het rijpe vruchtvlees verspreidt een milde geur die bij het aansnijden van de vrucht volledig vrijkomt. Er zijn meer dan 200 (zowel zaadhoudende als zaadloze) cultivars bekend, waarvan er alleen al op Jamaica […]
CACTUSVRUCHT
> Woestijnvijg.
CALAMANSI
> Djeroek kastoeri.
CAPULIN (Prunus salicifolia).
Kleine steenvrucht met een doorsnee van 1 tot 2 cm, donkerrood van kleur en met een kruidige smaak. De capulin is een wilde-kersensoort uit Midden-Amerika die in West-Europa onregelmatig wordt aangeboden. Oorsprong: Midden-Amerika.
CARAMBOLA, BLIMBING MANIS, STERVRUCHT (Averrhoa carambola).
Vijfhoekige, ongeveer 12 cm lange vrucht, glanzend-geel van kleur en enigszins doorschijnend of glazig. De smaak van de vrucht is friszuur en enigszins knapperig en ze heeft een aangenaam aroma. De grotere variëteiten zijn het zoetst en het smakelijkst. Oorsprong: India, Sri Lanka.
CAROBE
> Johannesbrood.
CAYENNEKERS
> Pitanga.
CEDRAAT, SUKADECITROEN (Citrus medica).
Grote, 10 tot 20 cm lange vruchten met een gewicht tussen 700 en 1500 g en een zeer dikke, vlezige schil. De kleur is geel. Het vruchtvlees is minder sappig dan dat van de gewone citroen en ruikt ongeveer als cederhout. Wordt daarom ook cedercitroen genoemd. Oorsprong: Zuidoost-Azië.
