Maximale lengte 13,5 cm. Bruingroen van kleur; onderzijde van de poten witachtig. Het rostrum is ongeveer even lang als breed (breedte gemeten aan de basis) en langs de bovenzijde niet getand; de mediane punt van het rostrum wordt door twee scherpe tanden geflankeerd. Achter de oogholte slechts één stekel. De carapax is glad, met uitzondering […]
Schaal en Schelpdieren soorten
Maak kennis met de omvangrijke wereld van de schaal- en schelpdieren. Per soort worden de belangrijkste kenmerken gegeven, alsmede de gebieden van herkomst. In de praktijk bestaat er op dit terrein veel onduidelijkheid. De groep weekdieren (die ook in dit hoofdstuk zijn ondergebracht), en dan met name oesters en mosselen, kent veel meer soorten dan menigeen denkt. De inktvissen vormen eigenlijk weer een aparte groep. Ten slotte zijn er dan natuurlijk de schaaldieren, zoals de garnaal en de kreeft. Om eventuele verwarring te voorkomen is ook de Latijnse naam vermeld.
KREUKEL
Zie alikruik.
KRUKEL
Zeeuwse benaming alikruik
KURUMAGARNAAL
Zie garnaal, kuruma-
LANGOEST
Zie ook kreeft, gewone; kreeft europese.
LANGOEST
Lengte maximaal 50 cm, meestal 20-40 cm. Kleur roze tot rozerood, onregelmatig gevlekt of gemarmerd; peropoden met donker roze of rode vlekken, nooit met overlangse strepen. De carapax is subcilindrisch en vooral bij de volwassen mannetjes sterk opgezet. De voorzijde van het rugschild is hoogstens holrond, beslist niet v-vormig ingesneden; aan weerszijden een scherpe hoorn […]
LANGOEST, KONINGS-, GROENE (Panulirus regius).
Lengte maximaal 37,5 cm, meestal tot 25 cm. Overwegend groen van kleur, abdominale segmenten met een witte dwarsstreep en een donkergroene of donkerbruine boord; poten met overlangse witte en groene strepen. De carapax is subcilindrisch, naar het midden toe iets breder dan voor- en achteraan. Voorzijde van het rugschild tussen de ogen glad, zonder rostrum […]
LANGOUSTINE
Zie kreeft, noorse.
MANTEL, BONTE (Chlamys varia, syn. Pecten varius).
Maximale lengte 6,5 cm, meestal 3-5 cm. Kleur zeer variabel: wit, rood, roze, bruin of groen, vaak gemengd in een onregelmatig patroon. Vooral de jonge exemplaren hebben uitstekende ‘oortjes’. De schelp heeft 25-35 duidelijke radiale ribben, elk bezet met scherpe schubben. Leeft op alle soorten ondergrond, vrij of met byssusdraden vastgehecht, van de uiterste laagwaterlijn […]
MANTEL, GROTE
Zie sint-jacobsschelp.
MANTEL, WIJDE (Chlamys opercularis).
Maximale lengte 19 cm, meestal 8-10 cm. Kleur bovenste schelp oranje, rood tot bruingevlekt of gestreept; onderste soms roomwit, bij de umbo rood. Beide schelpen zijn bol. Duidelijk uitstekende ‘oortjes’. De bovenste schelp heeft 19-22 radiale, ronde ribben. Is in het eerste levensjaar met byssusdraden vastgehecht aan stenen en schelpen; leeft later vrij op diepten […]
MESSCHEDE (Solen marginatus).
Maximale lengte 15 cm, meestal 10-12 cm, breedte 2-3 cm. Komt voor in diverse tinten geel; periostracum lichtbruin. Rechthoekig van vorm, bijna cilindrisch. Aan beide einden open. Schelpen dun. De groeiranden maken een rechte hoek waarvan de hoekpunten op een duidelijke diagonale lijn liggen. Leeft in zandige tot slibhoudende bodems, tot in ondiep water. Voorkomen/vangst: […]