Maximale lengte 8 cm, meestal 5-6 cm. Glad, crèmewit met bruinige radiale banden; binnenzijde paars tot wit. Schelp dun en tamelijk bros. Vorm min of meer driehoekig, Voorkomen/vangst: Middell andse Zee; Spaanse Atlantische kust tot Mauritanië.
Schaal en Schelpdieren soorten
Maak kennis met de omvangrijke wereld van de schaal- en schelpdieren. Per soort worden de belangrijkste kenmerken gegeven, alsmede de gebieden van herkomst. In de praktijk bestaat er op dit terrein veel onduidelijkheid. De groep weekdieren (die ook in dit hoofdstuk zijn ondergebracht), en dan met name oesters en mosselen, kent veel meer soorten dan menigeen denkt. De inktvissen vormen eigenlijk weer een aparte groep. Ten slotte zijn er dan natuurlijk de schaaldieren, zoals de garnaal en de kreeft. Om eventuele verwarring te voorkomen is ook de Latijnse naam vermeld.
SCHELP, NOORDELIJKE KAM- (Chlamys islandica).
Maximale lengte 12 cm, meestal 6-8 cm. Kleur meestal roodbruin, soms neigend naar oranjerood; binnenzijde wit. Vrijwel rond met zeer ongelijke ‘oortjes’. Beide kleppen bol. Schelp vrij glad met ca. 50 fijne radiale ribben. Leeft in water van 15 tot 300 m diep, waar de temperatuur onder de 10°C ligt. Kan in zeer grote dichtheden […]
SCHELP, NOORSE HART- (Laevicardium crassum).
Maximale lengte 8 cm, meestal 4-6 cm. Kleur roestbruin tot geelwit. Schelp dik met iets gegolfde rand, langwerpig en iets scheef van vorm, met 40-50 zwakke radiale ribben. Leeft in bodems met grind en gruis, maar ook in modderige milieus op waterdiepten tot 200 m. Voorkomen/vangst: Atlantische Oceaan, van Noorwegen tot Senegal; Noordzee, Middellandse Zee.
SCHELP, OVALE SLIJK- (Lutraria lutraria).
Maximale lengte 13 cm, meestal 10-12 cm. Kleur wit tot geelachtig, periostracum olijfbruin. Schelp stevig, gapend aan beide einden. Lijkt op de strandgaper, maar is daarvan te onderscheiden door het ontbreken van de grote, uitstekende slottand in de linkerklep. Duidelijke groeiringen. Leeft in zandige, maar vooral in slikkige bodems, van de laagwaterlijn tot in 100 […]
SCHELP, OVALE STRAND- (Spisula elliptica).
Maximale lengte 3,5 cm, meestal 2,5-3 cm. Kleur als de afgeknotte strandschelp. Lengte/breedte-verhouding 1:0,6. Ovaalvormig; schelp vrij stevig met fijne concentrische lijnen en duidelijke groeilijnen. Leeft in slikkige, zandige of grindbodems, in water van enkele meters tot 100 m diepte. Voorkomen/vangst: Atlantische Oceaan en Noordzee, van IJsland tot Het Kanaal.
SCHELP, ROZE VENUS- (Tapes rhomboides, syn Venerupis rhomboides).
Maximale lengte 6,5 cm, meestal 3-5 cm. Kleur roomwit, vaak met een roze tot roodbruine tekening. Schelp meestal iets meer ovaal van vorm dan andere venusschelpen. Umbo iets naar voren geplaatst. Schelp dik, met vele concentrische ribbels en vier brede radiale banden. Leeft ingegraven in zand of grind, van de laagwaterlijn tot een diepte van […]
SCHELP, STEVIGE STRAND- (Spisula solida).
Maximale lengte 4,5 cm, meestal 2,5-3,5 cm. Kleur vuilwit, periostracum lichtbruin. Schelp stevig, ongeveer driehoekig van vorm met afgeronde hoeken. Structuur van fijne concentrische lijnen, duidelijke groeiringen. Algemeen in zandige bodems, van de getijdenzone tot onbekende diepte. Soms in grote dichtheden. Voorkomen/vangst: Atlantische Oceaan, tussen IJsland en Marokko; Noordzee.
SCHELP, TAPIJT- (Venerupis pullastra).
Maximale lengte 5 cm, meest 3-4 cm. Kleur vuilwit tot geelachtig, soms met bruinige strepen of vlekken. Breed-ovaalvormig met afgeknotte achterzijde. Schelp bedekt met een patroon van kruisende fijne, radiale en concentrische groeven; aan de achterzijde soms ruw. Periostracum dun en glad. Leeft ongeveer 5 cm diep ingegraven in harde en stenige zandbodems, van het […]
SCHELP, TAPIJT-, PALOURDE (Venerupis decussata).
Maximale lengte 7,5 cm, meestal 3-5 cm. Kleur vuilwit tot bruin, vaak met zig-zagvormige bruinachtig tekentjes op de schelp; binnenzijde glad, wit, vaak ook oranjerood. Schelp langwerpig, tamelijk stevig, met radiale en vrij fijne concentrische ribbels die plaatselijk een kruispatroon vertonen. Duidelijke groeilijnen. Leeft in zandige tot slikkige bodems in de getijdenzone en in dieper […]
SCHELP, TERE PLAT- (Tellina tenuis syn. Angulus tenuis).
Maximale lengte 2,5 cm, meestal 1-1,5 cm. Kleur roze, oranje tot geel; periostracum transparant, glanzend; binnenzijde schelp dezelfde kleur als buitenzijde. Schelpen bijna aan elkaar gelijk. Vorm iets scheef-ovaal; afgeplat. Schelp dun en broos, doorschijnend; groeiringen geaccentueerd met kleurbanden. Gladde rand. Twee zeer lange gescheiden sipho’s. Leeft voor zijn grootte diep (10-12 cm) ingegraven in […]
SCHELP, WRATTIGE VENUS- (Venus verrucosa).
Maximale lengte 6 cm, meestal 4-5 cm. Kleur grijs tot vuilwit, periostracum bruin. Schelp enigszins eivormig en zeer dik. Opvallend door ruwe, scherpe concentrische ribben die aan de voorzijde knobbels vormen. De schelprand is fijn getand. Sipho’s alleen aan de top gescheiden. Leeft in zand of grind in 100 m diep water. Voorkomen/vangst: Atlantische Oceaan, van […]
SCHELP, ZAAG-, ZAAGJE (Donax trunculus).
Maximale lengte 4 cm, meestal 2-3 cm. Kleur wit, soms met paars en/of bruin; binnenzijde wit of paars. Schelp stevig, langwerpig-driehoekig van vorm. Fijne, gelijkmatige radiale ribbels, duidelijke groeiringen. Schelprand met fijne, scherpe zaagtandjes. Leeft in het zand; vaak in de brandingszone, tot een waterdiepte van 20 m. Kan plaatselijk in zeer grote dichtheden voorkomen. […]