Zie kreeft, signaal-.
Schaal en Schelpdieren soorten
Maak kennis met de omvangrijke wereld van de schaal- en schelpdieren. Per soort worden de belangrijkste kenmerken gegeven, alsmede de gebieden van herkomst. In de praktijk bestaat er op dit terrein veel onduidelijkheid. De groep weekdieren (die ook in dit hoofdstuk zijn ondergebracht), en dan met name oesters en mosselen, kent veel meer soorten dan menigeen denkt. De inktvissen vormen eigenlijk weer een aparte groep. Ten slotte zijn er dan natuurlijk de schaaldieren, zoals de garnaal en de kreeft. Om eventuele verwarring te voorkomen is ook de Latijnse naam vermeld.
SINT-JAKOBSSCHELP, GROTE MANTEL, JACOBSMANTEL (Pecten maximus).
Grootste van de Europese mantelschelpen; maximaal 17 cm, gemiddeld 10-12. Schelpen ongelijk, bovenste (linker) schelp plat, bruinroze van kleur; onderste schelp hol, wit tot zachtroze van kleur, met 15-17 forse, afgeronde ribbels. Op de mantel, die bij geopende kleppen naar buiten steekt, zijn lichtgevoelige ‘oogjes’ zichtbaar. Leeft op stevige zand- of kleibodems op diepten tot […]
SINT-JAKOBSSCHELP, MEDITERRANE (Pecten jacobaeus).
Kleiner dan, maar sterk gelijkend op P. maximus (hierna beschreven); lengte maximaal 14 cm, meestal 10-12 cm, echter met 14-16 brede, kantige in plaats van afgeronde ribben op de holle schelp. Leeft op zachte bodemtypen. De jakobsmantel of sint-jakobsschelp Pecten jacobaeus) is een tweekleppig weekdier uit de familie mantels (Pectinidae). Behoort tot de familie der grote […]
SLAAPKRAB
Zie krab, slaap-.
SLAK, PURPER- (Thais lapillus, syn. Nucella lapillus).
Hoogte maximaal 4 cm, meestal 2-3 cm. Kleur geelwit tot groenachtig met bruine tekening; soms met donkere spiraalbanden. Schelp dikwandig met ca. 5 windingen; spiraalsgewijze groeven, ook wel glad. Rand van de schelpopening zeer dik. Leeft in de getijdenzone of iets dieper. Voorkomen/vangst: Atlantische Oceaan, Het Kanaal, Noordzee; Belgische en Zuidnederlandse kust
SLAK, ROODMOND PURPER- (Thais haemastoma).
Lengte maximaal 6 cm. Kleur grijsbruin, binnenzijde van de mond rozerood gekleurd. Vergeleken met andere purperslakken tamelijk glad, met ronde knobbeltjes op de windingen en spiraalsgewijs geordende fijne groeven. Leeft in ondiep water op rotsen. Voorkomen/vangst: Atlantische Oceaan, van Frankrijk tot Angola; ook in de Caribische Ze
SLEUTELGATHOORN
Zie hoorn, sleutelgat-.
SLIBGARNAAL
Zie garnaal, atlantische slib-.
SLIJKGAPER
Zie gaper, slijk-.
SLIJKSCHELP
Zie schelp, slijk-.
SLIPPER
Zie muiltje.
STEEKMOSSEL
Zie mossel, (grote) steek-.