Maximale lengte 1 m, meestal 35-40 cm. Gepigmenteerde zijde donkerbruin tot donkergroen met over het lichaam verspreide heldere oranjerode stippen. Ogen bijna altijd op de rechterzijde; in zeldzame gevallen op de linkerzijde. Kop en kaken vrij klein. Huid glad, op de kop een rij van 4-7 benige knobbeltjes van de oogstreek tot de zijlijn. Leeft […]
School
Aaneengesloten menigte vissen van één soort.
SCHORPIOENVIS, RODE (Scorpaena scrofa).
Maximale lengte 55 cm, meestal 30 cm. Van baksteenrood tot lichtroze met donkere vlekken; de vinnen hebben bruinen vlekken, de buitenrand is grijsachtig; de rugvin heeft vaak een opvallende zwarte vlek. Bodembewoner van rotsachtige, zand- of modderbodems (op 20-200 m diepte), die zich voedt met vis, schaal- en schelpdieren. Voorkomen/vangst: Oostelijke Atlantische Oceaan, van de Golf […]
SCHORPIOENVIS, ZWARTE (Scorpaena porcus).
Maximale lengte 25 cm, meestal 15 cm. Bruin met een lichter gekleurd gedeelte op de rug; bruine vlekken en drie verticale banden over de staartvin. Opvallende zwaargebouwde kop met stekels. Bodembewoner van de kustzone, die tussen rotsen en zeerwieren leeft. Voedt zich met kleine vissoorten, garnaalachtigen en andere ongewervelde dieren. Voorkomen/vangst: Oostelijke Atlantische Oceaan, algemeen […]
SCHOTJE
Zie forel, zee-.
SCHOTZALM
Zie forel, zee-
SCHRIFTTANDBAARS
Zie baars, schrifttand-.
SKIPJACK (Katsuwonus pelamis).
Maximale lengte 1,1 m (komt overeen met 35 kg), meestal tot 80 cm. Rug donker paarsachtig blauw, onderhelft flanken en buik zilverachtig met opvallende donkere strepen. Pelagische vis van warme en gematigde wateren. Trekt in scholen. Van oppervlaktewater tot (overdag) 260 m diepte. Voorkomen/vangst: In alle tropische en subtropische wateren, echter niet in de Zwarte […]
SLUISMEESTER
Zie kabeljauw, gaffel
SMELT (Hyperoplus lanceolatus).
Maximale lengte 40 cm. Rug en flanken blauwgroen, overgaand in zilverkleurige buik; zwarte vlek aan weerszijden van de snuit. De rugvin kan in een groeve worden opgevouwen. Voorkomen/vangst: Als zandspiering.
SNOEK (Esox lucius).
Maximale lengte 1,5 m, exemplaren van minder dan 45 cm zijn beschermd. Rug en flanken groenbruin, met goudkleurige vlekken of strepen op de flanken; buik geelwit. Lange platte kop; de onderkaak voor de bovenkaak uitstekend. Grote tanden in de onderkaak; ook tanden aan de bovenzijde van de mondholte. Rug- en anaalvin staan tegenover elkaar, vlak […]
SNOEKBAARS
Zie baars, snoek-.