Zie forel, zee-.
Vis soorten
Hieronder volgt een inventarisatie van de belangrijkste vissoorten uit binnen– en buitenland. Naast de Nederlandse benamingen worden ook de Latijnse namen weergegeven. Door de beschrijvingen en de afbeeldingen zijn ze goed te vergelijken en te herkennen. Wereldwijd komen er duizenden eetbare vissensoorten voor, terwijl de gemiddelde consument er vaak niet meer dan een tien- of twintigtal kan noemen. De moderne conserveringstechnieken en transportmethoden zorgen ervoor dat vissen uit andere werelddelen tegenwoordig overal in onze restaurants en viswinkels verkrijgbaar zijn.
ZEEHAAN, GRAUWE
Zie poon, grauwe.
ZEEKARPER
Zie karper, zee-
ZEELAMPREI
Zie zeeprik
ZEELT Tinca tinca).
Maximale lengte 70 cm. Meestal donkergroen tot zwart op kop en rug; koperkleurige flanken en bronskleurige buik; grijsbruine vinnen. In elke mondhoek een tastdraad. Rug- en anaalvin hebben een bolle rand. Komt Titel voor in stilstaande en langzaam stromende wateren met veel plantengroei. Voorkomen/vangst: In het geheel Europa, behalve in noordelijk Scandinavië, Schotland, Dalmatië (voormalig […]
ZEEPALING
Zie aal, konger-.
ZEEPRIK, ZEELAMPREI (Petromyzon marinus).
Maximale lengte 120 cm. Lichaam grijsgroen met olijfbruine tot bruinzwarte, gemarmerde tekening; buik vuilwit. Zuigbek met talrijke cirkelvormige geplaatste hoorntanden; de grootste staan in het midden. Trekt uit zee naar zoet water om zich voort te planten. Voorkomen/vangst: NoordAtlantische Oceaan, van IJsland en Labrador tot Florida en het noordelijke deel van de Golf van Mexico. […]
ZEERAAF (Sciaena umbra).
Maximale lengte 50 cm, meestal tot 35 cm. Donkergrijs tot donkerbruine vis; borst- en anaalvin zwart; rand van de rugvin en onderzijde staartvin zwart. Komt voor op diepten van 20-180 m, meestal op rotsige zandbodems. Is ’s nachts actief. Paaitijd vermoedelijk van maart tot augustus. Voorkomen/vangst: Oostelijke Atlantische Oceaan, van de ingang van Het Kanaal […]
ZEEWOLF (Anarhichas lupus).
Maximale lengte 1,25 m. Rug donker blauwgrijs, flanken en buik groenbruin; flanken met 9-13 donkere verticale banden. Zware kop met stevig gebit. Lange rug- en anaalvin, die niet met de staartvin verbonden zijn, brede borstvinnen. Leeft op steenachtige grond, soms zand- en modderbodems van 1-500 m diepte; vangst van de trawlervisserij meestal op 100-150 m. […]
ZEEWOLF, BLAUWE (Anarhichas denticulatus).
Maximale lengte 140 cm, meestal 70-120 cm. Zwaargebouwde vis, grijs tot chocoladekleurig met een paarse weerschijn. Direct na de vangst vaak vlekken en strepen op flanken en rug. Voedt zich met ribkwallen, kleine vissen en dikschalige ongewervelden, maar met een voorkeur voor minder harde schelpen. Voorkomen/vangst: Noordelijke Atlantische Oceaan, langs de kusten van Groenland, IJsland, […]
ZEEWOLF, GEVLEKTE (Anarhichas minor).
Maximale lengte 1,45 m, meestal tot 1,2 m. Lichaam geelachtig grijsbruin tot donkerbruin met (ook op de rugvin) opvallende vlekken. Voorts veel gelijkenis met de zeewolf. Voorkomen/vangst: Verspreiding als de blauwe zeewolf, alleen iets meer voorkomend in de noordelijke Noordzee. Gezond vet 3%; eiwit 15%
ZONNEVIS (Zeus faber).
Maximale lengte 70 cm, meestal 20-50 cm. Rug donker geelbruin met onregelmatig geel patroon op de flanken, onderzijde zilvergrijs. Ronde, zwar te, geelomrande vlek aan weerszijden van het lichaam achter de borstvinnen (de ‘vingerafdruk van de Heilige Petrus’; zie ook schelvis). Rugvinstekels met lange filamenten. Anaalvin met drie of vier stekels. Voedt zich met vis […]