Nederlandse soep van in kalfsbouillon of water gegaarde spliterwten, prei, knol– en bladselderij en varkenskluif. Met een garnituur van Gelderse rookworst en varkenskluif. Snert is de Nederlandse benaming , de gebruikelijke variant van erwtensoep, Die hoofdzakelijk winters gegeten wordt en zo stevig is dat deze meer op pap dan op soep lijkt. Snert is een éénpansgerecht waarbij van oudsher ingrediënten gebruikt worden die lang houdbaar zijn. In de volksmond worden de benamingen erwtensoep en snert door elkaar gebruikt. Het is een iconisch wintergerecht dat vaak geassocieerd wordt met kou, schaatsen en gezelligheid.
Er is echter een verschil. Een pan erwtensoep wordt door de kenners pas snert genoemd als hij ten minste een nacht heeft gestaan. Hierdoor wordt de soep meer gebonden en daardoor dikker. In Nederland wordt snert traditioneel gegeten met roggebrood, belegd bijvoorbeeld met katenspek, kaas of boter.
Snert is al bekend van oude Griekse beschavingen van ca 500 voor C. Maar werd waarschijnlijk al vele eeuwen daarvoor in voor-Azie bereid. In Noord-West en Oost-Europa zijn stevige varianten erwtensoep populair. Ook in Canada, de VS, Australië, India en het Midden-Oosten worden variaties geserveerd, soms minder gebonden dan het klassieke Nederlands gerecht. Snert heeft zijn wortels in de Nederlandse volkskeuken en wordt al eeuwenlang bereid. Het was een voedzame maaltijd voor boeren en arbeiders in de wintermaanden.
Naam
De naam “snert” wordt specifiek gebruikt voor goed gemaakte erwtensoep. Het woord vindt waarschijnlijk zijn oorsprong in de volkstaal en kan zijn afgeleid van “snars,” wat iets kleins of onbeduidends betekent, hoewel de soep allesbehalve dat is.