Het minste dat je over Poolse gerechten kan zeggen is dat ze robuust zijn. Varkensvlees is het belangrijkste vlees. De varkens worden met liefde gekweekt en gevoed met graan, melk en aardappelen. Varkensgebraad wordt gekruid met karwijzaad en geserveerd met rode kool, zuurkool of ingemaakte komkommers. Koteletten worden over het algemeen eerst gepaneerd en dan gebakken. Van varkensvlees wordt een enorme verscheidenheid aan worsten gemaakt. Ze worden zowel warm als koud geserveerd, onder meer met mierikswortelsaus, mosterd, gekookt in bier of verwerkt in stoverijen. Sommige worsten krijgen hun aparte smaak door ze te roken boven het hout van de jeneverbes. Ook kalfs- en rundvlees staan op het menu, overwegend helemaal doorgebakken en geserveerd met een stevige, met room en bloem gebonden saus. De Poolse dag begint erg vroeg met een uitgebreid calorierijk ontbijt van brood, vergezeld van ham, worst, kaas en eieren.
Het tweede ontbijt wordt rond elf uur genomen waarna in één ruk doorgewerkt wordt tot in de namiddag. Rond 16-17 uur komt de hoofdmaaltijd op tafel: soep, een hoofdschotel en een dessert. In de winter kan dat een stevige boerensoep zijn zoals krupnik, gemaakt van gerst en aardappelen, grochowka, een dikke erwtensoep met gerookte ham ofbarsez zuszkami, een feestelijke rode bietensoep met meelballen paddestoelen. In de zomer wordt chlodnik gemaakt, een koude soep met komkommers en bieten. Wordt er ook nog een voorgerecht geserveerd dan kan dat gemarineerde haring zijn uit de Oostzee, haringen in mosterdsaus met boekweitkoeken. De hoofdschotel bestaat uit vis of vlees. Karper is een van de voornaamste vissoorten op het Poolse menu.
De vis wordt gebakken, gepocheerd, in gelei geserveerd, gevuld op joodse wijze of begeleid met een stevig gebonden saus bestaande uit rozijnen, amandelen, ontbijtkoek en gekarameliseerde suiker. Aan de vleeskant zijn er gepaneerde varkensribbetjes, gezouten en gekookte varkenspoot (golonka), gemarineerd varkenshammetje of eend gevuld met appelen. Erg lekker zijn pirogi, ravioli die worden gevuld met kaas, kool of vlees. Bij de gerechten komen groenten zoals gestoofde kool, rode biet, champignons, tomaten, en gepekelde groenten zoals komkommer, bieten, zuurkool en koolrabi. In de herfst komen er paddestoelen en wild op tafel. De nationale wildschotel is bigos, een stoofpot waarin 5 tot 6 verschillende wildsoorten zijn verwerkt. Als nagerecht is er sernik, taart met witte kaas of strucla z makiem, een opgerold gebak met gedroogde vruchten en maanzaadjes. Mazurki, vierkante gebakjes met chocolade, gedroogd fruit of marsepein, zijn een typisch paasgebak.
Met Driekoningen worden paczki gebakken, luchtige oliebollen gevuld met een lepeltje pruimen– of rozenconfituur. Tijdens de carnavalfeesten worden chrust gemaakt, knapperige koekjes in diverse vormen die in frituurvet worden gebakken.